J Bourgonje | Attestatie Desen 28 julij a[nn]° 1748
compareerde voor ons Johannes en Pieter Warius Evertsz De Roodt openbaer notarissen den ed[ele] hove van Holland gead mitteert binnen Hoorn residerende ende de nabes[chreven] getuijgen den e[erbare] Dirk Bartsz Laaghland burgemeester te Sijbecarspel de welke ten versoeken van den heer m[eete]r Nicolaes Brouwer Schagen schout van Sijbecarspel en Benningbroek r[atione] o[fficii] heeft getuijgt hoe waar is dat op dinghsdagh den 25 junij 1748 als wanneer de collecteur van de Hoorn gelden over Sijbecarspel en Benningbroeck Wigger van der Wolff geassisteert met een gemene lands deurwaarder naar gewoonte de
beschijrinvge van dat middel te Sijbecarspel stond te doen en sulx wetende eenen Teunis Oijevaar te Sijbecarspel voornoemt wonende sijnde een rooms catholijke boer de selve met een man of vier bij hem naart noord end van Sijbecarspel ( alwaar wist dat de collecteur en deurwaarder moesten aankomen ) is gegaan met een fles genever |
| waarmede hij sijn bij hebbende geselschap beschonk dat omtrent smorgens ten agt uren volgens het seggen van hem Teunis Oijevaar tegen den deposant genoemde collecteur en deurwaarden ook aldaar waren aangekomen dogh onverrigter saken wederom vertrokken verhalende hij Oijevaar aan hem deposant dat hij de selve met een praatje wederom hadt
doen vertrecken met bijvoeging dat het ook best was geweest dat sij het selve hadden gedaan dat woensdagh daar aanvolgende sijnde geweest den 26 van de selve maand Junij als wanneer het placaat of publicatie van haar ed[ele] groot mog[ende] nopent de omstandigheden te Haarlem voorgevallen [pachtersoproer 16-06-1748] ent doen bij provisie blijven van gemenelands middelen savonts ruijm seven uren naar klokke geslag van het raadhuijs te Sijbecarspel was voor en afgelesen en desen gemelte Teunis Oijevaar volgens sijn eijgen seggen alleen daar present was geweest en gegaan naar de herbergh naast het |
| gemelte raadhuis staande eijschende aldaar een fles genever
als wanneer (soo hem deposant} is berigt verscheijdene maijers of poepen aldaar quamen aanlopen de welke hij aan en bij sig riep met genever beschonk en wel sodanigh dat dronken wierden seggende in tussen tegen de selve den accijs moet vant brood aff gelijken in eenige andere dorpen en dat sulx aldaar ook soo moest wesen om het welke te erlangen moestense naar den burger meester Dirk Bartsz die nagt gaan hij of sijn soon was collecteur en moest vervolgens met een briefje van sijn hand beloven dat hij soud maken dat den accijs vant brood quam of dat sij anders sijn huijs moesten attacqueren en de glasen ingooijen dat inmiddels d[e] heer burger meester en dijkgraaff te
Medemblick Dirk Spiegelmaker met eenige heemraden quam |
| aanrijden een van de heemraden aldaar van de wagen latende als wanneer Teunis Oijevaar met een fles genever nae de wagen toetrad en gemelt de heer en geselschap genoegsaam porste om met hem genever te moeten drinken de welke die hoop dronke poepen bij hem siende sulx ook deden wanneer die nog lieten passeren dat een van de personen daar preesent sijnde hem deposant van die commotie en dreijgementen quam waarschouw en dat Teunis Oijevaar met die poepen snagts aan sijn deposant huijs wilden komen hem vervolgens radende nae haar toe te gaan om was't doenlijk sulx voor te komen
gelijk hij deposant ook dede daar hij deposant die herbergh naderende Teunis oijevaar hem met een fles genever in de hand te gemoet quam seggende avons ik breng het jouw waar op hij deposant antwoorde t is welkom dat Teunis Oijevaar verder tegen |
| hare deposant seijde kom hier bij mij jeij moet hier wat bij mij sitten ik heb wat tegen u te praten en tegen de poepen maak ruijmte schik op ik ben hier capitain die sulx deden onder het seggen tis wol captain dat Teunis Oijevaar tegen hem deposant voort voer met te seggen tis wel dat jeij hier komt wij souden van de nagt aan jouw huijs gekomen hebben jeij soud met een briefje van je hand hebben moeten beloven dat je
soud maken dat den accijss van t broodt komt die sal en moete aff de heeren van Hoorn eten brood sonder accijs en wij willen het ook hebben maar wij hebben nu gehoort dat jij dit niet doen kunt en willen noime maar hebben dat jeij je best doet ik ben capitain dat hij deposant sulx moest beloven en nae veele andere woordewisselingen eijndelijk hem Teunis Oijevaar vraagde of hij dan nu wel gerust nae huijs en na bed kon gaan die antwoorde nae[?] van de nagt sal jouw geen leed geschieden want ik ben capitain en alles moet naer mijn order gedaan worden maar |
| maar van daag agt dagen sullen de tiendens verpagt worden waar om moeten wij die geven monekiij[?] komt[?]
die een plaats af swaagde[?] j_ hen geeft daar niet van maar wij sullen eerst de secretaris de conditien laten voorlesen en dan sullen wij eens vragen hoe sij aan dat regt komen om de tienden te verpagten dat sullense moeten aantonen of diergelijke woorden in substantie waar op hij deposant enkel en alleen seijde dats buijten mijn tis een oud regt wil jeij dat nu stremen en dat Teunis Oijevaar voortvoer kom aan de bakkers moeten hier ook wesen sij sullen het brood sonder accijs geven of wij sullen het haar doen doen waar op een man of twee sijn uijtgegaan om soo wel de backers van Sijbecarspel als Benningbroek te halen vragende hij deposant toen wederom aan hem Teunis Oijevaar of hij dan
nu wel gerust kan gaan die weder aentwoorden jae maar daar staat het raadhuijs daar moest mij niet onderschatten maar al set je mij daar onder ik soud er niet lang sitten ik ben capitain mijn volk soud mij daar wel van daan krijgen tegen die poepen "niet waar mannen" waar op die dronke poepen |
| antwoorde "jae mienn her captain dat sollen wij wol doen dat hues sol jouw niet holden" en den deposant als jeij geen quaat doet waarom soud jij dan daar werden geset gaande hij deposant toen vervolgens naar huijs als wanneer hem de bakker van Sijbecarspel tegen quam die hem deposant vraagde wat hij aan de molen moest doen waarop hij deposant antwoorde dat weet ik niet sij willen den accijs
van t brood hebben gelijk die backer hun daags daar aan verhaalde dat sij haar onder bedreijginge van anders haar huijsen te sullen plunderen daar toe hadden aangeset gelijk op die morgen recis hadden begonnen brood sonder accijs te verkopen waarmede desen eijndigende gaff den deposant voor redenen van wetenschap t gunt ten densen bij hande deposant is getuijgt hem alsoo en substantie te sijn voorgekomen te vreden sijnde mit dien desen ten allen tijde met eede te sterken t oirconde bij den deposant en ons notarissen getekent D B Laaglant sulx getuijge wij J D Roodt not[ari]s
Pr Warius Evertsz not[ari]s |