f 1000:- c[ontan]t | Wij Francois Lestevenon en Pieter Calkoen schepenen in Amsterdam
oirconden en kennen dat voor ons gecompareert zijn Annetje Onnekink wed[uwe] van Jacbous Ouwevaar in zijn leeven m[eeste]r chirurgijn met de welke zij in gemeenschap van goederen is getrout geweest voorts Teunis Ouwevaar meulewerker en Willemina Ouwevaar meerderjarige dogter eenige nagelate kinderen en erffgen[aam] ab intestato van de voorn[oemde] Jacobus Ouwevaar wezende de opgemelde Annetje Onnekink en Willemina Ouwevaar geassisteert met Hendrik Onnekink als haar gecooren voogd in deesen Christiaan Bording, Teunis Ouwevaar en dezelve Hendrik Onnekink haare vierendeel zoo men die naast konde gekrijgen ende gelieden in dier voegen te zaamen edog zij Annetje Onnekink en Willemina Ouwevaar met haar voorn[oemde] voogdshant bij weeten en consent van den raade deezer stede
en goeddunken van haare vierendeelen voorn[oem]t verkocht ogedra gen en quijtgeschonden te hebben aan Jacobus Ligthart coopman een huijs en erve staande en geleegen aan de noord zijde van de Negelan tierstraat naast de hoek van de Maddelievestraat daar lenden van zijn off geweest hebben Jan Teunisse met een gemeene muur aan de oostzijde Barent Elsebos met een vrije muur aan de westzijde streckende voor aan de straat tot tegen Jurriaan Kruijsbeek met een gemeene muur en verders soo als het zelve perceel aldaar geleegen is behijmt en betimmert staet en t zelve op den 6 nov[ember] 1710 aan de boovengn[oemde] Jacobus Ouwevaar naarluijt d ordinaris brieve van quijtscheldinge is opgedragen voors zal den cooper met het vangen in leijden van het waater en alles dat tegen de
keuze staat sig moeten reguleeren naar de keuze deeser steede en op alzulke conditien als de erven aldaer van stadswegen uijtgegeeven en verkogt zijn ende zij comp[aran]ten gelieden daar van als voldaan en wel betaalt te zijn den laasten penning met den eersten zoo dat zij daar omme beloofden onder verband van alle haar goederen roerende etc[etr]a t voorsz[egde] huijs en erve te zullen vrijen en vrij waaren jaar en dag als men in gelijken schuldig is te doen en alle oude brieven afteneemen sonder argh of list in oirconde etc[etr]a den 23 junij 1733 |