. . . . 24en november 1650 de selve vercopen Jan Sijmonsz Oijevaer een huijs ende erve staende ende leggende
achtere westsijde van t groot nieuwelant belent met Heijndrick Reusevelt ten noorden met sijn erff Erasnuis P[iete]rsz ende Pieter Reijersz t samen ten oosten d volgende schuur ten zuijden ende de vijversloot ten westen met de helft van een stege benoorden t huijs genaemt de boom des levens daer van t selve huijs 1/4 ende Pieter Reijersz voorn[oem]t het reterende 1/4 toecomt ende dat niet verder als tot de put toe alsoo de achter steech geheel[lijk] tot dit verscoste behoort noch een schuur ende erff besuijden t voorgaende onder vwelckers dack drije camers sijn getimmert waer van de twee comen te gehoren het aff geheijnt erff hier ne genoemt noch met de helft van een affgeheijtn erff t welck tuschen deselve camers ende
thuijs van den boon des levens gemeen is ende blijven sal om bijde respective eijgenaers |