Oud Recht 2215 / _ Westbroek pdf 25-10-2018 pag. 1

nota            1622
Wij Berndt Petersen Schaeij schout Jan Hendricksz
ende Theunis Reijertsz schepenen inde Westbroek
inden edelen rentesten jon[keer] Adam van Lockhorst
here tot Suijllen Sweseringe Westbrouck
gerechte dat voor ons quam in ten gerechte Peter
Berntsz
als man ende voocht van Gijsbertgen Cornelis
dochter sijn huijssv[rouw] daer hij op dese tijt wettelijcke
geboort bij heeft ende hij comp[aran]t droech op ende
gaff over voor hem ende sijn voorn[oemde] huijf[rouw] over Jan
Willemsz
ende Emmichgen Tuenis van Schaeijckx d[oc]h[ter]
sijn huijsf[rouw] de vrijen eijgendom die gehele huijssinge
erff ende bongaert mitsgaders een perceell lants
groot vijff ofte sestehalff merge streckende van
kerckdijck oostwerts op tot aen t lant van wedue
van Cornelis Aelbertsz toe gelijckx Berndt
Gerrits
ende Anna Luijten sijn huijsf[rouw] van
Jannichgen eem wech[?] ende erffs van wijle juffrouw
Elisabeth Buijtewech wedue van jo[nkee]r Sijmon van
Gripskercken
ontvanger heeft ende hij comp[aran] verteech daer
vaer van ende van alle actie rechts ende
toeseggens hij daer aen hadde ende mede van alle
brijeven daer van roerende ende spreeckende sijn
tot behoeff van Jan Willemsz ende sijn voorn[oemde] huijsfrouw
als recht was ende hij met recht schuldich was
te doen gelovende d voorsz[egde] __ huijssinge ende
landen van dijen jaer ende dach te vrijen ende te waren
als erffcoop recht is nae recht ende gewoonte
van de lande ende alle voorcommen ende voorplechten
 

off te doen beheltelijcken op de laste van vijffhondert
carol[i] g[u]den die op de versz[egde] landen gevesticht sijn
sonder arch des tet eenden oorconde soo hebbe ick
schoudt voorsz[egd] mijn segell uijhangen aen deser brijeff
gedaen over mijn selven vant gerechts wegen ende
mede over schepenen voorn[oemd] om haer bede s gebreck
haer segell ende tot merder kennisse deser brijeff bijde
schepenen on[derteken]t gegeven int jaer ons heeren duijssent
ses hondert twee ende twijntich op den XXVen september

dat dat aen dese kamer ten reuwegen dagen gemaekt
sullen worden der halver kerckdijck ende ontrent vijff
reijer plach aent schudt aaen durp ende was ond[erteken]t
Jan Hendricksz, Tuenis Reijersz mij present Roeloff
Gerritsz
ende was besegelt met een segell van
groene wasche uijthangen aen een dubbelde sterte in
perckement


Homepage | E-mail