HKluppel | 179
Op huijden den 6 en november a[nn]o 1696 compareerde voor mij Jan Corn[elisz] Verdwaald openbaere notaris bij den ed[ele] hove van Hollandt geadmitteert tot Grootebroeck residerende present de getuijgen na genoemt de eerbaere Reijnuw Sijmons weduwe van Tijs Jansz geassisteert met Maerten Sijmonsz Tromp haer broeder als haer geko ren vooght in desen ter eenre Jan Tijsz, Sijmon |
kinderen vande voorn[oem]d[e] Tijs Jansz | Tijsz, Cornelis Tijs d[ochte]r, Pieter Tijsz en Jacob Tijsz geassisteert met Jan Diriksz Keijser en Robbert Jansz L__k oomen en bestorven vooghden van de voorn[oemde]minderjarige kinderen v ende ver |
in dier qualite der andere sijde | claerden zij comparanten over een gekomen en verackordeert te sijn nopende het bewij sen van de voorsz[egde] kinderen haer vaders erf op conditien als volght te waten dat de ander in maniere van uijtk coop voorn[oemde] Jan Tijsz voor sijn gedeelte zal hebben en behouden een stuck saaslandt groot seven en tachtigh en een halve roed gelegen in de Hoijeweede met naest belent Claas Willemsz ten noorden en Corn[elis] Jansz ten suijden met noch dertien guldens aen gelt en sal de voorsz[egde[ Sijmon Tijsz voor zijn parte hebben een stuckjen saadlandt groot drie en veertigh roeden gelegen in de banne van Hoogkcaspel naest belent Jan Corn[elis] Heer
ten noorden en JacobClaasz ten suijden met noch viertien guldens aen gelt welcke voorsz[egde] sommen van dertien guldens en vier tien guldens de voorn[oemde] Jan en Sijmon Tijsz mitsdesen bekende ontfangen te hebben |
| en sal Corn[elisje] Tijs voor haer gedeelte hebben een stuck saadlandt groot vijftigh roeden gelegen mede in de banne van Hoogh caspel naest belent Corn[elis] Jansz ten noor den en Corn[elis] Pietersz ten suijden en zal Pieter Tijsz hebben voor hare zijn vaders erf en voor de kleeren die |
uijt den geme nen boedel heeft genoten groot roeden | hij jegenwoordigh minder heeft als zijn
twee outste broeders uijt den gemenen boedel heeft genoten een stuck saadlandt gelegen in de banne van Lutjebroeck naest belent Jan Dircksz Keijser ten noorden en Claas Corn[elisz] ten suijden en sal Jacob Tijsz __ voor zijn vaders erfbij provisie voor het legaat uijt krachte van het testament gemaeckt bij de gemelt Tijs Jansz en |
# hebben een landt overtochte groot omtrent twee honderd roeden | Reijnuw Sijmons en voor de kleeren die hij minder heeft als voren met welcke kon tract en uijtkoop pertijen respectijf ver claerden haer ten vollen te vergenoegen belovende zij comparanten ter andere sijde
haer moeder nu noch ten euwigen dagen om geen verde vaders erf aen te spreecken en moeijelijk te zijn met renuntiatie van alle behulpmiddelen van rechten haer eenigh sints voordeligh zijnde aldus gedaen en gepasseert tot Lutjebroek voorsz[egd] ten huijse van de voorn[oemde] |
| ReijnuwSijmons corn in presentie van m[eeste]r Maerten Pluijm en Louw Jansz als getuijgen van geloof hier toe verschcht die de minuijte deses beneffens de comparanten en mij notaris hebben getekent op dato als boven dit merck bij de voorn[oemde] Reijnuw + Sijmons selfs gestelt Maerten Sijmons Tromp
Jan Thijszoon Sijmen Thijsz P[ieter] T[ijsz] dit merck + bij Corn[elisje] Tijs selfs gestelt Jan Keiser Robbert Ijansen M[aarten] Pluijm Lou Janzoon Quod Attestor JC Verdwaald
not[aris] pub[liek] 1696 |