Op huiden den 17e martio a[nn]o 1673 compareerde voor mij Adrins Gerridtsz Blauwmolen notaris
publ[iek] bij den hoove van Hollandt gead[miteer]t resideren[de] tot Hoochtwoudt de eerbaare Crijntje Corn[eli]s Hoogelandt weduwe van wijlen Corn[eli]s Hoogendorp woonen[de] tot Spanbroeck geassisteert met Anthonij Hoogelant van Spanbroeck haaren broeder ende voocht de welcke bekende verhuert te hebben aan Maarten Cornelisz Abbekerck woonachtigh tot Hoochtwout ende de voorn[oemde] Abbekerck bekent gehuert te hebben een stuck landts groot omtrent vijf morgen leggen[de] tot Hoochtw[oud] binnen Gouw is genaampt de noorder weijdt voor de tijt van dit loopen[de] jaar voor een somma van hondert dartigh te beta len op maij a[nn]o 1674 precijs aanden wetteli[jke] houdert deses met conditie dat den
huerder booven de uijt geloofde huer penningen noch sal schuldigh en verbonden wesen te betaalen alle ordonnaris oncosten als daar is verpondingh dijck lanschots ende molen gelden sonder in extraordonnaris oncosten gehouden te wesen tot nacominge van t gunt voorsz[egd] verbinden sij comparanten haare p[er]soonen ende goederen roeren[de] en onroe[rende] present ende toecomen[de] geen uijt gesondert die alle subjecterende d ex[cu]s[e] van allen recht ende rechteren toirconde hebben de verhuerster met haar voocht ende den huurder desen geonderteijckent opten dag als boven tmerck van Crijntje + Hooglants
selfs gestelt Anthonij Cornelisz Hoogelandt Maerten Cornelis Abbekerck mij present A G Blauwmolen not[ari]s publ[iek] |