253

Compareerde op huijden der 9^e novemb[er] a[nn]^o 1657
voor mij ets[etera] d e[erbare] P[iete]r Cornelisz Groot
woonende tot Hauwert rechtelijck versocht
om[m]e de waerheijt geuijgenisse te geven
van Corn[eli]s Jacobs Boots woonende op Spier
dijck ende verclaarde dien volgende dat
hem getuijge in seeckere stuck lants gelegen
int noord end van Hoochtwoude groot int
geheel darthien morgen twee hondert vier
en dartich roeden waerinne hem getuijge
ende sijn moeije Griet P[iete]^r Thijmans t samen
toebehooren seven morgen vijff hondert vijftich
roeden t huijs voor een morgen daerinne gerekent
ende de resterende vijff morgen twee hondert
vierentachtich roeden behoort den req[uiran]^t ende
sijn soon Elbert Corn[eli]s makende t samen de

voorsz[egd]

13 morgen 234 roeden welck gemeenlant
bij den req[uiaran]^t soo lange hij daer aan voor sijn
paart eijgenaer is geweest altijts voor t gemeen
verhuert is ende d administra[ti]e daer aff
gehadt heeft mitsdien hem getuijgen
seeckerlijck ende wel bekent is dat den rea[uiran]t
met hem ende sijn voorn[oemde] moeije ontrent de
maant junij a[nn]^o 1655 ( sonder inde juijste tijt
behaelt te willen sijn ) volcomentlijck affge
reeckent geliquideert ende elcx genooten heeft

,, off haar

hem ,, wegens de hure ofte not vant sleve lant
was competerende alle ondosten aff getrocken
van jare XVJ^e LIIIJ sonder eenige de minste
reserve off openatinge pretenterende ets[etra]
consenterende ets[etra] e[erbare] Jacob van der
Beeck ende Pieter Clock mijn clerquen als
getuijgen hier toe versocht

                         Pieter Cornelis

                 Jac: van der Beecke
                            1 6 5 7

                       Pieter Clock     quod attestor
                            1657
                                    Abrah van d^r Beeck
                                            1657