| 56 Dit segel behoort tot deese deelinge gepass[ee]rt den 21 april 1711
tussen de erfgen[ame]n van sa[lige]r Trijn Heddes |
| Heden desen 21 april a[nn]o 1711 compareerde voor mij Dirk Nierop openbaar not[ari]s bij den hove van Hoollandt geasmitteert residerende tot Berkhoudt ter presentie van d ondergesz[egde] getuijgen d eersame P[iete]r Thuenisz wonende op de Zuijermeer als in huwelijk gehad hebbende Trijn Heddes ende als geinstitueerd ervgenaam van deselve ende als ter eenre Jacob Aarjensz Heddes wonende mede op de Zuijermeer gemelt als in huwelijk hebbende Jantje Pieters die de suster en enige ervgenaam is van haar broeder Claas Pietersz die de eerdere man is geweest
van gemelte Trijn Heddes mede op de Zuijermeer genoemt overleden in die qualite ter andere zijde welke respective comparanten den boedel en nalatenschap van opgemelde overledene met malkanderen volgens verblijf en uijtsprke bij deselve wedersijts geaccepteert geschift en gescheijden hebben in deser voegen dat de eerste comp[aran]t uijt kragte van dier boedel zal genieten en dat de comp[aran]/ten de wederhelfte gesamentlijk bij egale portije zouden genieten ingevolge van dien zo hebbe de comp[aran]ten deselve gemene boedel gesepareert en gegrontdeelt in deser voegen |
| dat d eerste comp[arn]t voor zijn 3/4 p[ar]te uijt dier gemenen boedel zal genieten het huijs met omtrent 50 roeden erv daar hij in ende op woont staande en gelegen op
de Zuijermeer onder de banne van Wognum item 11/12 p[ar]te in 50 roede landt gelegen als voor belend met de comparantz wedersijts item een stuk landt groot wee morgen gelegen als voren tegens de Molendijk aan belendet met Ellardt Pietersz erve ter wedersijde npgh11/12 p[ar]ten in een stukje landt genaamt de Schans mede op de Zuijermeer onder Wognum gelegen groot 364 roed[en\ belendt met Adr[iaan] Gersz Grob ter wedersijde Item stuk landt genaamt Oom Claas Landt groot omtrent drei mor[gen] mede op de Zuijermeer onder Spanb[roek] gelegen belendt Henr[ik] eversz ter zuijer en van der gronde tot noorde Item een stukje landt genaamt de Hooge ven mede aldaar gelegen groot twee mor[gen] belendt met d laaste comp[aran] t tot wedersijde
item een stukje landt genaamt Jaap Boots velt mede aldaar gelegen groot omt[ren] t een mor[gen] 300 roede belendt met Jacob Hasis erve tot zuijer en Adr[iaan] roe.. ter noorde eijndelijk Sijmens lantje gelegen als voren groot 450 roede belendt d eerste comp[aran]t ter noorde Corn[elis] Pietersz ter zuijde verder zo is der eerste comp[aran]t aanbedeelt d geheel mobueke zo danigh der geheelen boedel met beeste huijsraad en inboel gene uijtgesondert tot datodeses toe bij deselve gepossideert en besten wert met d inkomste van dien |
| d laaste comp[arna]t is aanbedeelt een stukje landt groot omtrent 400 roede gelegen onder de jurisdictie van
Spanb[roek] belendt met deselve ter zuijer en Adr[iaan] Gersz Grob ter noorde item d 1/2 in een stukje landt in t geheel groot 800 roede gelegen onder Berkhoudt in Sas zevendeel voor de wederhelfte metn hem comp[aran]t gemeen eijndelijk zo is delaaste comp[aran]t nog aanbedeelt een oblig[a]tie van vijfhondert en vijftigh g[u]l[den] cap[itaa]l sprekende ter laste van Jan Elbertsz Boots uijt de Wogmeer gedateert den 8 september 1710 daarenvogen zal d eerste aan de laaste comparant nogh moeten uijtreijken op zijn aanbedeelde portijen een zomma van drie hondert agtensetigh g[u]l[den] 15 st[ui]ver[s] nogh hebben de comp[aran]te onverdeelt twee oblig[a]tie
ider van 150 g[u]l[den] makende te zmen driehond[er] t g[u]l[den] daar de laaste comp[aran]t zijn 1/4 p[art] als nogh in behouden heeft met welke voorsz[egde] separatie en deelinge de comparanten verklaarden te nemen volkomen contentem[en]t en genoegen belovende daar iegens niet te doen nogt gedogen gedaan te werden in reghten nogte daer buijten renuntierende tot dien eijnde van alle middelen de welke zoude kunnen strekken tot intractiie deses belovende in tegendeel elk anders aanbedeelde portije te heplen vrijen en waaren onder dit verband als na reghten dat aldus passeerde tot huijse van d eerst comp[aran]t in presentie van Jacob Oiifsz en Adr[iaan Thaamsz als getuijgen tot desen versoght Pieter Teunissen uit Vel
Jacob Aerijensen uijt veldt Jacop Olofsen Aerjen Taemsen quod attestor regatus D Nierop |