In den jare onses heeren 1760 op den 22e jannarij compareerden voor mij Cornelis van Beek openbaar
notaris bij den hove van holland gead- mitteerd binnen de stad Hoorn residerende ende de nagenoemde getuijgen Sijmonz Cornelisz Mackelijk meerderjarig jongman en bruijdegom wonagtig tot Wognum ter eenre ende Aaltje Jacobs Mulder min ^wonende mede aldaar derjarige dogter en bruijd^geadsisteerd met hare voogd Claas Arisz woonagtig in Swaag alzoo ter andere zijde de welke verclaarden dat zijluijden onder ling tot hun wederzijds genoegen zijn verdragen en overeengekomen omme met malkander aan te gaan een wetig huwelijk ende het zelve te zullen aan gaan voltrec
ken op de naarvolgende conditien en huwe lijksvoorwaarden namentlijk dat in dit aan staande huwelijk tusschen de toekomende egtgenoten geen gemeenschap
mede
van goederen zal zijn maar dat dezelve gemeen schap in alle gevallen zal wezen en blijven uitgesloten mits dezen Winst ende verlies staende huwelijk te makende en te vallen zal wezen gemeen dog erffenissen en aanbesterffenissen sullen voor geen winst wordne gerekend maar zijn en blijven aan de zijde van dien diese beurd verders is geconditioneerd en bedongen dat wanneer hunlieden huwelijk door de dood zal worden ontbonden dat als dan de langstlevende van de eerst stervende tot een verbetering genieten zal een
somma van agthonderd gulden en eijndelijk dat van ieders aan te brengene en staande huwelijk aante ervene goederen behoorlijke staat en inventaris sal worden gemaakt dewelke bij hunliedenbeijdegete kend zijnde even kragtig zal ofte zullen wezen als of dezelve in dezen ___g_s__ d_ ________ b_t__h_______ stonde geinsereerd en opgetekend op welke voorsz[egde] huwelijksvoorwaarden
haarluijden huwelijk voltrocken zijnde beloofden zij malkander den effecte daar van te sullen doen en laten genieten onder verband en submissie als naer regten gedaan in Hoorn present Herman Hendriksz ende Jacob Cornelisz van Beek als versogte getuijgen