P Hellingwerf | 145 Op huijden den 27e meij a[nn]o 1723 compareerde voor mij Jacob Schagen openbaar not[ari]s bij den hove van Hollandt geadmitteert tot Oosterblok ker resideerende ende voor den getuijgen naargenoemt Volkert Groen ende Marij Cornelis wed[uw]e wijlen Jacob Heertsz Grooteboer beijde wonende tot Westwoude als mede Jacob Duijn van Swaagdijk de knegt van alle van cumpetente ouderdom omme den waarheijt get[uiegenis] te geven voorn[oemd]e Marij Cornelis dewelke ter instantie requi sitie ende versoeke van Willem Evertsz Brouwer meede
wonende tot Westwoude voor de opregte waarheijt gedeposeert getuijgt ende verklaard hebben sulcx doende bij desen hoe waar en waar agtig is eerstelijk de voorn[oemd]e Volkert Groen dat eenige dagen geleden door zijn knegt aan hem deposant gesegt is dat Willem Evertsz Brouwer reauirant in desen tegen hem gesegt hadde dat hij twee lammeren vermiste en gevraagt hadde of die ook in sijn depos[an]ts landt waren voorts dat op dinsdag naar pinxter twee lammeren op zijn deposants landt naar boven quamen en hij sag dat die lammeren beijde een entje van elk oor afgeneden waren ende hij deposant wel wist dat den requirant sijne ;ammerne op die manier merkte verklaarde hij deposantnevens zijn knegt die twee lammeren aan den req[uiran]t
thuijs gebragt te hebben welke deselve in zage de woud voor zijn huijs jaagde Jacob Duijn verklaarde dat hij op de weg zijnde gesien heeft dat Volkert Groen ende zijn knegt twee lammeren soodanig gemerkt als boven staat aan den requirant en huijs bragte ende dat |
| deselvein de woud voor zijn huijs jaagden verklarende voorts mede wel gesien te hebben dat den requirant zijne lammeren soo danig was merkende Marij Cornelis ende Jacob Duijn bovengenoemt verklaren gesamentlijk gesien te hebben dat Jan Claasz Galis oud burgemeester tot Westwoud op woensdag voorleden naar pinxter zijnde gisteren agt dagen uijt de woud van den requirant gehaald heeft twee lammeren die hij seijde dat
de zijne waren hebbende deselve met de anderen lammeren van den requirant in het hokje gejaagt waar uijt hij deselve sogt verklarende de voorn[oemd]e Marij Cornelis niet gesien te hebben heodanig en of die lammeren gemerkt waren dog Jacob Duijn verklaarde wel gesien te hebben dat die soodanig gemerkt waren als den requirant zijne lammeren is merkende gevende zij deposanten voor redenen van we tenschap dat zij naaste gebuuren van den req[uiran]t zijnde wel gesien ofte gehoort hebben houedanig den requirant zijn lammeren merkt voorts dat sij deposanten haar verder gedeposeerde selfs uijtgevoert ende sodaniggehoort ende gesien te hebben als in den tekst eijndigende hier meede haar gedeposeerder ver |
|
146 klaarden sulcx alles opregt ende waar te wesen mitsdien presenterende ijeder zijn gedposeerde des noots met solemneelen eede te bevestigen aldus sonder bedrog gepasseert tot oosterblokker ten overstaan van Dirk Corenlis Goethard ende zijn knegt Jan Jansz Breg als getuijgen geloofwaardig hier toe versogt die desen nevens de deposanten en mij notaris getekent hebben op dato als boven Volkert Ja[]ns Groen |
dit | merk + is bij Marij Cornelis selfs gestekd jacob Duijn Dirck Crornelisz Goedthardt Jan Jansz Bregth
Quod Attestor J Schagen 1723 |