Op huijden den 6 februaruh a[nn]o 1689 comp[areer]de voor mij Johannis van Coevenhoven notaris pub[liek] bij den ed[ele] hvevan Hollandt geadmitteert tot Uitgeest residerende ter presentie van naerbes[chreven] getuijgen Jacob Jans Bijersteecker out 64 jaren Frans Jans Schipper out omtrent 52 jaren ende Fre drick Florisz Limmen out 30 jaren alle wonende tot Uitgeest de welcke verklaerde ter in stantje ende versoecke vande heer Steven Boickhorst stedehouder van wel edelen heer Jacob Druijven steijn Bailljuw van Kennemerlandt etc[etra] waerte sijn t gene volght zijn het gene volght
Namentlijck hij eerste deposant dat vande winter heeft gehaelt van Jan Harmens Backer mede woonende alhijer een sack haver dewelcke Op sijn kruijwagen geleght hebbende ende menen[de] naer huijs te gaen hem deposant is geran contreet een persoon genaemt Corn[elis] IJpelaen die hem vraeghde wat hij op sijn wagen hadde en daer op weder antwoorde dat hij een sack haver van Jan Backer hadde gehaelt en ver der soe wel die hem koste daer op de prijs geant woordt hebbende den voors[zegde] Corn[elis] IJpelaen hem deposant in baete besloegh omdat geen rondmaet sedul daer vergeseelt hadde wijders verklaerdenede dat omtrent drije weecken geleden hij deposant is ontboden inde herberge van Swan daer gekomen sijnde vonde Jacob
Velthuijs en Corn[elis] IJpelaen versz[egd] die dijen dagh om hoorn gelt hadde geseten t welcken Jacob Velthuijs hem deposant aenspraeck ende seijde dat de rendemaet hadde gesloosten van de sack haver hier boven gemelt en off die saeck |