61 Op huijden den eersten junij anno XVJC ende dertich compareerde voor mij notaris publ[iek] ende voorden ondergeschreven getuijgen Engel
Cornelisz woonende tot Noorwijckerhout ende bekende bij desen voor hem en zijn nacomers wel ende deuchdelicken schuldich te wesen Catrijn Pietersd[ochte]r weche van wijlen Jan Harmensz Smith tot Reijnsburch ofte den thoonders deser die somme van vijff hondert guldens te XL grooten spruijtende verzoecke van goede geleende pen[ingen] die hem compa[aran]tmij tot mijnen zijnencontentement promptelicken zijn angevelt derhalven hij comp[aran]t verzoeckende exceptie van onge telden gelden belove belooffde de versz[egde] somme van vijffhondert guldens weder omme te restitueren opte leggen ende te voldoen tot vermaninge van den houder deser off anders tot zijn comp[aran]ts believen mits
waer schouwende den anderen drie maenden van te vooren ende dat mitten intreste van dien jegens zesgulden ten hondertvrij geltsint jaers XVJC ende dertich off totte effectuele voldoeninge toe daer onder verbindende hij comp[aran]t bij desen zijn persoon ende alle competerende Hamck Cornelisz naergelaten weeskintsel geheel |