factum principaler overgatie[?] is mij onderges[chreven] daermee alher geruijeert den XVJen aprilis
anno 1638 JJDe Haes | Op huijden den VIIJe mej anno 1634 compareerde voor mij not[ari]s publ[iek] ende voorden onderges getuijgen Reijnout Maerten Verdel woonende tot Lissen ende bekende bij desen voor hem ende zijne nacomers wel ende deuchdelicken schuldich te wesen Corn[elis] JanszSantfliet ongehuwede persoon mede woon[ende] tot Lisse voorseijt ofte den rechten t houder desen die somme van ses hondert guldens te XL gro[t]en t stuck spruijtende ter zaecke van goede geleende penningne die hij comp[aran]t mits desen bekende hem bijde voorn[oemde] Corn[elis] Jansen promtelicken aengetelt te zijn der halven hij comp[aran]t mits decen ver
soeckende d ecxeptie van ongetelden gelde die hen bij faete van dadelicke aentel linge in rechte soude mogen patrocinineren[?] ende te stade comen belooffde de versz[egde] somme van ses hondert guldens wederomme te restitueren |