115 attestatie Franchoijs van Dam[m]e velleplotter Leijden Opten XXIIJ en junij a[nn]o sestijenhondert es voor mij Wilhem van Oudevliet notaris publ[iek] bij den rede s hoffs van Holl[an]t gead[mitter]t ende ter presentie van[de] ondergeschreven getuijgen gecomen Gerijt Cornelisz boode mette corte reede der stede van Leijden out ontrent XXXV jaren ende heeft bij den ede int
stuck van zijn offitie gedaen ten versoucke van Franchoijs van Dam[m]e wulle coper alhijer binnen Leijden getuijcht geseijt ende verclaert warachtich te wesen dat geleden ontront de drije maenden zonder inden juijsten tijt te willen zijn behaelt hij gemijgen vanwegen den requirant binnen dee stede gearresteert heeft gehadt de persoon van Andries de Vogelaer wonende tot Haerlem om betaelinge te hebben van eenpont vijff schell[ingen] ende eene stuiver of dair ontrent na zijn onthout reste van meerder somme gesproten van cope ende leveringe van wulle voor welcke pen[ingen] des voorsz[egde] de voorsz vogelaers broeder of swager wonen[de] binnen dese stede opte nijeuwe strate hen borge voorden versz constiuerde
__ d zelve pen[ingen] aende requirant te voldoen gelic ook de pen[ingen] aen den versz[egde] van Dam[m] voldaen zijn mits dat darer van getrocken werden ten contentemente van[de] voorsz[egde] Vogelaer twee schell[ingen] ende en stuiver t ende dat hem getuijgewel gedenct dat Vogelaer een daelder corten wilde ende dat hij accordeerden op dertien stuivers wijders ende mijde hij nijet presenterende alle t zelve des noot ende vversocht zijnde bij sijn ede iterative t affirmeren consenterende den requirant hijer van acte gemaect ende gelevert te werden aldus gedaen binnen der stede van Leijden ten huijse end comptoire mijns notris in p[rese]tie van d eersamen Adriaen Jansz straetveger van am Geertruijdeberge ende Corn[elis W[ille]msz juris stude__us
burgers ende inwoonders der versz[egde] stede als geloofw[aardige] getuijgen hijer toe versocht ende gebeden |