Op huijden den XXIen dach aprilis XVJc ende drie ende t sestich olden
stijll compareerde voor mij Cornelis van Vechten notari shoofs provin tiaell van Utrecht binnen de stadt Utrecht residerende ende bij de ed[ele] heere borgerm[eester]en ende vroetscahppe der selver stadt mede geadmitteert in presentie van de naerbenoemde getuijgen hier over geroepen den eersame Thomas Cornelis Verweij woonende buijten deser stadt onder de ed[ele] mog[ende] heeren staten slants van Utrechts gereghte van buijten Sint Catharijnenvoorsz[egd] ___ mijn
notario seer well bekent welcken verclaerde te hebben gecon senteert gelijck hij consenteert bij desen int houwelijck twelcke sijn soon Cornelis Thomas Verweij doen sall met Deliana . . . . . . . . Jegenwoordich wonende inde diemermeer bij de nieuwe was bleijck aldaer alwaer ons comparants soon op is wonende ende dat mitsdien de houwelicxe proclamatien bij de heeren magistraet tot Amsterdame daer toe nodich sullen mogen worden verleendt in behoorl[ijke] forma versoeckende h[ee]r comparant daer van acte ende consenterende een off meer daer van gemaect ende gelevert te worden de welcke is dese aldus gedaen ende gepasseert ten comptoire mijns notarij op het oude kerckhof binnen Utrecht ter presentie
van Cornelis van Baren silversmit deser stadts borger ende Jacob van Boonsell jongeman inwoonder alhier als loofwaerdige getuijgen die desen neffens den comparant ende mij notaris
mede hebben onderteec kent
Dit merck is get[ekend] + bij Thomas Cornelis Verweij voorn[oem]t
Cornelis van Baern
Jacob van Boonsel not[ari]s Cor[nelis] van Vechten
1663