Op huijden den 1 e febr[ua]rij deses jaars 1690 compareerde etc[etra] Simon Cornelis de Jongh woonende bij de Haar ende Pieter Warnarsz Veendrich woonende op den Houdijck te kennen geven[de] dat Willem van Bijlevelt brouwer tot Utrecht op den 28e jan[ua]rij 1690 laestlede sich als borgen inder pri[ncip]ael __ieel hadde gestelt voor Harman Cornelis de Jongh haer comperantes ___ broeder ende swager ende dat ten behoeve van j[o]k[hee]rFreederick Wijten Ham en dat voor alsulcke belooft huijr___ vordere conditien als den voorn[oemde]
Harman Cornelis de Jongh voort gebruijck van seeckcere hoffsteede staande gelegen in Gerversop jaarl[ijks] __ll_ belooft __elde huijrcedulle soo beloofde sij comp[aran]tijder een voor alle vort geheel den voorn[oemde] Bijlevelt van[de] voorn[oemde ?] gepresteerde borghtocht te allen tijden te sullen garanderen ende te ontheffen cost en schadeloos -- houden ende ten houden alles ondert verbant ende sumissie als na rechten renuncier[ende] sij comp[aran]t ten dien eijnde de exceptien van t ____- ge____ sijn excussie end divisie de cracht van dien haerl[ieden] beduijt sijnde versoeckende hier van acte die is dese aldus gedaen ende gepass[eer]t t Utrecht ter pre[sen]tie van Arnoldus van Bammel ende Everardus
van Rossum __ getuijgen hier toe versoght |