Op huijden den 22en april 1685 ouden stijll compareerden voor mijn Pieter Leechburc nootaris 's hoofs van Utrecht alsmede bij de ed[ele] ende achtbaere heeren burem[eeste]r[e]n binnen Utrecht residerende ende voor de getuijgen naerbenoemt daar toe versocht den e[erbare] heer Ludolph de With heer van Harmelen Harmelenreweert Haanwijck en Bijlevelt den welcken bekenden mits desen verhuert ende in pachte gegeven te hebben aan Loeff Dircksz van Tuijthoff die alhier mede comparerende oock wederom in huere ende pachte erkende aangestaan te hebben seecker parceel bouwlants gelegen achter den dorpe van Harmelen voorn[oem]t onder den gerechte van den Indijck parthijen wel bekent sulcx t selve bij den huerder
voor desen in huere is gebruijckt geweest dit voor den tijdt van ses achter een volgende jaren waar van t eerste jaar sijn inganck heeft genomen op den eersten januarij des voorleden jaars XVJc vier en tachtich oversulcx t laatste jaar sal consente eijdeigen den lesten december 1689 de eerste drie jaren jaarlijcx ende ider jaar bij den hoop ende int gheel voor ende omme de somma van vier en twintich car[oli] guldens ende de laaste drie jaren ijder jaar voor de somma van vier en twintich dar[oli] guldens tot XX st[uive]rs t stuck ende dit vrij gelt van alles te betalen op corssemisse ijder jaar gebruijcks preciers blijvende alle de schattingen ende ongelden op t verhuerde lant staande off gedurende dese huer jaeren
daer op noch te comen alleen tot lasten van de huerder egeen van dien uijtgesondert hoe die oock souden mogen genoemt worden uijtgesondert extraordinaris lasten die den heer verhuerder sal moeten |