Op huijden den 3 9ber des jaars 1731 compareerde voor mij Everard Vlaar notaris ende getuijgen nabenoemd hier toe versogt Cornelis Jansen van Capel meerderjarig jonkman wonende jegenwoordig tot Maarssen toekeomende bruijdegom ter eenre en Peternel Willems van Wees weduwe van Jan Gerritse de Bruijn wonende onder den geregte van Loenreslooth inde polder van Oucoop toekomende bruijd ter andere sijde (sijnde de comparante mijn notaris wel bekend) de welke verklaarde dat tusschen hun comparante een wettig houwelijk beraamt en gesloten was om eerstdaags na de wetten van den lande voltroken te worden tot onderstand
^houwelijk van welk ^ den toekomende bruijdegom is in en aanbrengende in contant geld meubelen etc[etr]a de somma van ses honderd guldens t geen de toekomende bruijd daar voor is aannemende bij desen waar tegens de toekomende bruijd is in en aenbrengende alle hare goederen die sij is hebbende en besittende egeene uijtgesonderd op de schulden en lasten daar tegens te betalen staende en specialijke op de last van de uijtkooopspenningen hare kinderen competerende soodat sij verklaard dat haren boedel na aftrek van alles niet meer komt te bedragen dan de somma van veertig guldens waarop voort bevoorwaard is
dat tusschen de toekomende conthoralen geen gemeenschap van aangebragte staande houwelijk aan te winnen of aan te erven goederen wesen sal t sij geboorte uijt dit houwelijk agter gelaten word of niet blijvende alleen gemeen winst verlies staende houwelijk te vallen en in cas den bruijdegom voor de bruijd komt aflijvig te worden sal de bruijd in vollen en vrijen eijgendom 164 hebben en behouden alle t geene den bruijdegom komt na te laten niets uijtgesonderd en in cas de bruijd voorden bruijdegom komt te sterven sal de bruijdegom verbeterd wesen een kints gedeelte belovende hierop hun voorgenomen houwelijk eerst daags te sullen voltrec-
ken en dese ter goeder trouwe nakomen Aldus gedaan en gepasseert t Utrecht ter presentie van Albertus van Brouk en Piter Smit als getuijgen |