2 de heer m[eeste]r Johan de Pelichij, de welke verklaerde soo voor sig selves en als last en ordere hebbende van de heer m[eeste]r Jan Carel Rijks verhuurd en in huere gegeven te hebben aen ende ten behoeve van Claas Claasz Boom op Gijnvensch onder den gerechte van Abcoude woonagtig de welke mede compareerde en ook in huere bekende aentenemen een bruijkweer lands bestaande in een huijs berg en schuur met ses en dertig mergen weij en hoijlanden edog so groot en klijn als het selve is staande en gelegen agter de hofstede Paddenburg onder den
gerechte van Abcoude ontrent Bambrug streckende tot over den Indijk laest in huere gebruijkt bij Gerrit Hendriksz sijnde onder dese huere niet begrepen de twe campjens land genaamd de koehocken gelegen naest en agter de moestuijn dit voor den tijd van twe agtereenvolgende jaeren die haer aanvang genomen hebben ontrent het land met primo januarij en ten reguarde van de huijsinge en verder getimmer nemen sullen met primo maij bij deses jaers 17e ses en veertig jaerlijcx en ijder jaer voor en om de somma van twe honderd vijftig car[oli] guldens a 20 stuijvers het stuk eens geld voor den huurder so dat de verhuurden alle de lasten en ongelden sullen betalen selfs het personele mergengeld te betalen deselve huurpenningen
van half haer tot half jaer precies het hackhout op dese verhuurde lande staande sal den huurder geniete mits het selve volgens de ordonnantie
haeckende de messie op dit verhuurde werdende gemaakt sal den huurder met slootaerde en bagger verpluijst ten sijnen kosten over dese gehuurde landen moeten brengen sonder daer van its te mogen vervoeren veel min verkopen en t eijnde dese huurjaeren of wanneer den huurder komt te vertrecken sal deselve aldaer mede moeten blijven sonder daer voor its te kunnen of mogen pretenderen en sal het de verhuurders vrijstaen om so veel messie te mogen doen afhalen als haer ed[ele] in de tuijnen van de hofstede Paddenburg sullen nodig hebben den huurder sal dit gehuurde wel en nae behoren moeten gebruijkden t weijland moeten bewijden
en het hoijland moeten hoijen hetselve ook moeten sloten gruppelen en twemaals jaers alsse in de maanden van junij en september bloten mitsgaders moeten houden uijt alle schaden schouwen en banwerken soo van weteringen sloten schinkels binnesloten scheijsloten als dijken caden en dammen niets uijtgesonderd blijvende de extraordinaire schouaen van verhoging voor rekening van de verhuurders # In't verdere belooft den huurder sig te gedragen het hoij dat jegenwoordig inde berg is sal den verhuurder voorder 15 maij 1746 uijt den berg moeten vervoeren
na de placcaten en ordonnantien deser provincie op t verhuren der landgoederen reeds geemaneerde of nog te emaneren Tot nakominge van het geene voorschreven
staat verbinden de comparanten hunne personen en goederen deselve onderwerpende den ed[ele] hove en gerechte van Utrecht voorts allen andere heren hoven regteren en gerechten en omme dese ten allen tijden nader geregtelijk te reitereren renoveren en bekennen mitsgaders hen huerder in den inhoude deses vrijwillig te doen en laten condemneren verklaerde hij onwerderroepelijk te constitueren en magtig te maken Jacob van den Doorslag procureur voor den voorschreve hove en Cornelis Frederik Pronckert procureur voor den ed[el] achtb[are] gerechte der stad Utrecht en verdere procureurs so voor den voorsz[egde] hove als gerechte in der tijd postulerende te samen en elx in t bijsonder belovende de rato Aldus gedaan en gepasseerd tot Loenerslooth
ter presentie van Jan Jacob Vlaer en Bouwen Helling als getuijgen |