Notarieel u176a004 / 111 Utrecht ![]() | 17-06-2015 pag. 1 |
gros 6 st[uiver] zegel | uijtgelevert | 111 |
Op huijden compareerden voor mij Maurits Overvest not[ari]s h[ee]r Jan van Waeij meerderjarigh jonghman wonende te Heuklom als gelaste van sijn moeder j[uf]v[rouw]e Elisabeth van Golberdingen wed[uw]e h[ee]r Adriaan van Waeij mij not[ari]s bekendt ende verklaarde den comparant verhuurt en in huure ge- geven te hebben aan ende ten behoeve van Anthonij Kippersluijs wonende te Jutphaes sekere huijsinge met sijn erff soo als t selve op heden afgetuijnt is genaamt de bontekraeij staande en gelegen in het nedereijndt van Jutphaes thans werdende bewoondt bij Hendrick van Halsdingen de huurder bekendt ende dat voor den tijd van een jaar t welk sijnen inganck nemen sal met den eersten maij deses jaars 1750 sullen de den huurder voor dat jaar tot huurpenningen moeten betalen de somme van drie en dertigh gulden eens gelt oversulcx den verhuurder alleen en in t geheel sal moeten lasten en betalen alle de ongelden soo van huijs en haardstede gelt als die geene welke het voorschreve gehuurde jaalijcx komt te verschuldigen geen uijtgesondert te betalen de bedongen huurpenningen van drie maanden tot drie maanden een geregt vierde part sijnde wijders bedongen dat den verhuurder de voorschreve huijsinge behoorlijck dakdigt en glasdigt mitsgaders vloerdigt sal leveren sullende den huurder t eijnde het voors[chreven] huurjaar mede alsoo weder in goede ordre moeten opleveren omme dese gereghtelijk te reitereren renoveren en bekennen mitsg[ade]rs hem in den inhouden van dien vrijwilligl[ijk] te doen en laten condemneren Jacob van Doorslagh proc[ureur]s 's hoofs van Utrecht ofte imandt van de verdere procur[eur]s in der tijd aldaar postulerende te samen en ider van henl[ieden] in het bijsonder belovende de rato aldus gedaan en gepasseert binnen Utrecht ter presentie van Tobias Godart en Jacobus Buijs
clercquen als getuijgen op den 21 feb[rua]rij 1750 |