Op huijden den 2 maart 1743 compareerde voor mij Dirk van Lobbrecht not[ari]s etc[eter]a ende voor de nagenoemde getuijgen de h[ee]r en m[eeste]r Johannis Albertus van Lobbrecht raed ord[inari]s in d ed[ele] ontfanger aen de vaert de welke ver- klaerden verhuert te hebben aen Evert Verweij die alhier mede com- pareerde en bekende in hure aen gestaen te hebben sekere ontrent twee mergen weijland dog so groot en klijn deselve gelegen zijn onder Schonauwen naest de Vogelkoij en dat voor den tijd van een jaer ingegaen met p[rim]o jan[ua]rij 1742 en dat voor en omme de so[mm]e van dertigh gulden en lasten voor den verhuerder te betalen van half jaer tot halfjaer precies de geregte helfte van dien en also betalende ende navolgende conditien prestende sal

de voors[chreven] huer continueren tot ses agter een volgende jaren toe en anders niet den huerder sal t voorsz[egde] land behoorlijk moeten beweijden en niet mogen hoijen nog bebosschen maer tweemael s jaers gehouden sijn te bloten en van onkruijt te suijveren alsmede eens in de voors[chreven] huer het selve land regt door moeten gruppelen met de spade en dat ten lang- sten inden volgende jare 1744 verders het voorsz[egde] land tot zijne kosten moeten sloten en houden uit alle schouwen en banwerken mits[gader]s ider jaer daer op moeten brengen de vulnis en varkens messie op des huerders hofstede vallende tot naerkominge van t genen voorsz[egd] staet verbind den huerder ten behoeven van den heer verhuerder zijn persoon goederen deselven submitterende aen de indicatuur

van den ed[ele] hove van Utrecht en omme dese aldaer te doen reitereren renoveren bekennen ende hem huerder in den inhoude deses vrijwillig te doen en laten condmneren daer toe onwederroepelijk consti- tuerende en magtigh makende Jacob van den Doorslagh proc[ureu]r voor den voorsz[egde] ed[ele] hove en alle de verdere ofte andere procur[eur]s aldaer in der tijd postulerende te zamen en ijder van haer in t bijsonder belovende de rato aldus binnen Utrecht gepass[eer]t ter presentie van Nicolaes de Graeff en Jan Kelfkens als get[uigen]
Ewert Geijsberszen Ver
weij

JLobbrecht

N  :  D :  Graaff
J Kelfkens  1743

D:V:Lobbrecht not[ari]s