de helfte van | 65 Aagje Fuijk wed[uwe] en boedelhoudster is gebleeven van Jan Kistemaker in gevloge haar testament den 12 maart 1716 voor de not[ari]s Rombout van Paddenburg en getuijgen allhier gepasseert en welke
Aagje Fuijk of Aafje Fuijcx is geweest een dogter en meede erffgenaame van Dirk Fuijcx welke weduwenaar en boedelhouder is geweest van Annetje Cornelis Hoogeboom na luijt hun testa ment den 18 december 1679 voor de not[ari]s Jacob Matham getuigen alhier gepasseert en zijnde daar op vervolgens aan hem Jan Kistemaker offwel aan Jan Cornelis Kistemaker in huwelijk hebbende Aeffje Fuijcx ingevolge en op den voet van de codicillaire dispositie door de voorn[oemde] Dirk Fuijcx of Fuijk den 5 februarij 1707 voor de not[ari]s Willem Denijs en getuigen alhier gepasseert de werff met zijn huijsinge en verdere opstallen hier na beschreeven aan en toebedeelt na luit de acte des weegens den 9 aug[ustu]s 1709< meede voor
notaris Willem Denij en getuigen alhier gep[asseer]t en hebben zij comparanten dus te zaamen t recht verkreegen tot de helfte in de werff met zijn huijring en verder opstallen hier na beschreeven en waar van de wederhelfte aan haar comparanten op den 6 julij 1747 ingevolge en na luijt de ord[inari]s brieve van quijtschelinge daar van zijnde is getranspor teert en opgedraagen zijnde zij Anna Kistemaker ten deezen geassisteert met Claas Sleevoogt als haar gecooren voogd in deesen hij Cornelis Kistemaker, Arie van Dijk en de voorn[oemde] Claas Sleevoogt haare vierendeelen zoo men die naast konde gekrijgen ende zij comparanten gelieden alzoo te zaamen edog zij Anna Kistemaaker met haar gemelte voogdshant bij weeten en
consent van den raade deezer steede en goeddunken van haare vierendeelen voorn[oem]t verkogt opge draagen en quijtgeschonden te hebben aan Jan Veltman de helfte in een scheepstim merwerff de Nagtegaal genaamt off wel de opstallen ^^ huijsinge en verdere getimmertens ^^ staande op dezelve werff (als zijnde de grondstadsgrond) op het Bikkerseijland in allen schijne de voorsz[egde] opstallen al daar geleegen zijn ende zij | 43 |