201 69 Wij uts[upra] gecompareert zijn Otto Kemeling en Abram Dulleman als testamentaire execut[eur]s en voogden over Catharina en Aaltje Jans en daar en boven ten desen geauthoris[eer]t bij apointem[en]t van des ed[el] achtb[are] geregte in dato 24 9[=november] 1719 r[]ten int 138 j.m.r. f[oli]o 132 Geesie Jans
bejaarde dogter geasiste[erd] met de voorn[oemde] Otto Kemeling als haar gecoorn voogd in deesen en benevens Abraham Dulleman en Jan Dirksz Backer hare oorndelen[?] etc[etr]a zijnd[e] de voorn[oemde] Geesie Catharina en Aaltje Jans kinderen van Stijntie Pieters Staalbergen ider voor 1/3 erfgen[amen] van haar oom Carsten Pietesz Staalberg en gelieden in die q[ualitei]t edog de voorn[oemde] Geesie Jans met de gesijde voogden hand bij weten etc[etra] vercogt etc[etra] te hebben aan Jacobus Carel Cuvel en huijsje en erve staande en leggende aan de zuidzijde van de Laurierstraat in de Oude Waleweeshuis poort zijnde t laastste perceeltie aan de linkerkant nader uitgedruct in de brief van quijtschelinge den 11
jan[uarij] 1714 ten behoeve van de voorn[oemde] Carsten Pietersz Staalberg verliden waar door etc[etr]a en zij comp[aranten] gelieden etc[etra] zo dat zij daarom beloofden onder t verbant van alle de nagelate goederen van de voorn[oemde] Carsten Pieterse Staalberg t zij Geesie Jans onder verbant van alle hare eijge goederen roerende tec[etr]a t voorsz[egd] perceel te vrijen etc[etr]a zonder arg of list in oirconde etc[etra] den 25 april 1720 |