Oud recht 239-1 99-4 / 189 Utrecht pdf 04-04-2017 pag. 1

No 189 Interinement van Crijn Gijsbertsz int Goij

Alsoe Crijn Gijsbertsz wonende int Goij hove
provinciael van Utrecht gepresenteert heeft zeeckere opene brieven
van remissie eens nederslachs bij hem geperpetreert aenden persoen
van wijlen Jan Lubbertsz oick aldaer in houdende de voorsz[egde]
brieven quijtscheldinge van t voorschreven seijt mitsgaders van allen
boeten en breucken corpoele ende criminele behouden satisfactie
ende bettange der geinteresserde partije amendeciuile[?] resusie[?]
van gerechtelicke costen ende misen van justitie breder
blijckende bij de voorsz[egde] brieven van remissie daer van zijnde
hier nae van woorde te woorde volgende Robert grave
van Leijcester baenderheere van denbigh etc[?] gouveneur
ende capiteijn genereal der vereenichde Nederlantsche
provintien etc[?] doen te weeten allen jegenwoordigen ende
toecommende dat wij ontfangen hebben doetmoedighe
supplicatie van Crijn Gijsbertsz wonende int Goij
inhoudende hoe dat meijdach anno XVe vijff ende
tachtentich ten huijse van eene Cornelis Gijsbertsz
weerdt aldaer bij malcanderen vergadert sijn geweest
om een kan biers ofte twee te drincken den pastoor vant

330

Goij ende Cornelis Jansz welcke Cornelis Jansz terstondt
int voorschreven geseltschap gebrocht heeft eenen Jan
Lubbertsz ende naedijen die voorschreven drie persoenen
nijet seer lanck geseten ende mitten anderen gedroncken hadden
is den voorschreven Cornelis Jansz naer huijs gegaen ende
ter selver tijt is aldaer gecommen den supplicent divijserende
int eerste metten voorschreven Cornelis Gijsbertsz
dan ziende aldaer den voorschreven pastoor ende Jan
Lubbertsz heeft de zelve gevraecht oft hemluijden
beliefde dat hij metteborst daer mede denoterende
den zelven pastoor ende Jan Lubbertsz een bier ofte
twee verdrincken mochte seggende zoo verr zij sulcx
nijet en begeerden dat hij suppliant geerne vuijt heurluijder
geselschap blijven wilde daer op sij hem geantwoort hebben
dat hij haer wellecom was achtervolgende t welck
is hij suppliant aldaer bij den voorschreven pastoor ende
Jan Lubbertsz gaen sitten ende heeft mit hemluijcen in aller
civiliteijt sonder eenige questie ofte twist te maecken
en wijl tijts gedroncken tot dat de voorschreven pastoor
van sijn dienstmaecht gehaelt sijnde om tuijs te commen
eten begeert heeft naer huijs te gaan ende dat men tot
dien sijne het gelach reeckenen soude ende
de voorschreven Cornelis Gijsbertsz regard nemende wie
mitten eersten bij t gelach geweest ende wie daer lest

bij gecommen ende eerst gescheijden was heeft den pastoor
ende de voorschreven Jan Lubbertsz als welcke aldaer van
t begin off totten lesten geweest hadden gereeckent ijeder
op vijff bier den voorn[oemde] Cornelis Jansz op drije bijer soe hij
eerst gegaen was ende den suppliant op twee bier omdat hij
aldaer lest bij gecommen was jegens welcke reeckeninge
hoe wel dat nijemant mit reden ijet te seggen hadde
soe heeft nochtans den voorn[oemde] Jan Lubbertsz mit veele
woorden gequereleert ende geseijt als dat het voorschreven
gelach naer behoeven nijet en was gereeckent ende dat hij
daer omme soe veel nijet en wilde geven als hem geeijscht
weerde waerop den voorschreven Cornelis Gijsbertsz
geantwoort ende gereomstreert heeft dat hij het voorsz[egde]
gelach alsoe gereeckent hadde omme redenen boven verhaelt
dan en heeft evenwel de voorschreven Jan Lubbertsz
hem mette voorschreven redenen nijet willen contenteren
maer zeer veel onhebbelijcke woorden jegens de voorschreven
reeckeninge gemaeckt sulcx dat hij suppliant ten lesten
jegens hem geseijt heeft dese ofte diergelijcke woorden
wanen Jan Lubbertsz wat maeckt ghij daer al woorden
om laet den weerdt reeckenen soe het behoort ende ons
betaelen het en draecht geen hondert gulden ende
heeft hij suppliant dienvolgende oock den voorschreven
Cornelis Gijsbertsz twee blancken gegeven seggende

331

daer sijn mijn twee bieren ick geeft een oortgen over dat sal ick
wel crijgen waer naer alsoe de voorschreven Jan Lubbersz
soeckende (als het scheene) den wolff noch nijet op en hielde
van t claegen ende jangelen jegens de voorschreven reeckeninge
heeft die supplicant terativelick gerepeteert dese woorden
wanen Jan Lubbertsz wat maeckt ghij daerom all woorden
daer bij noch wegende t gene hier naer volcht ghij (denoterende
den voorschreven Jan Lubbertsz) weet wel dat ghij mij
eens in mijnen jongen daegen gesmeten hebt geeft twee
ofte eene vaen ick wil gaerne alledunck doot ende te nijet
drincken t welck bijden voorschreven Cornelis Gijsbertsz
gehoort sijnde zeijde tegens den supplicent Crijn Gijsbertsz
en wilt daeromme geen woorden maecken schort ghij maar een
vaen die wil ick geerne geven ende tappen daer op de suppliant
weder geantwoort heeft ick en sal daer nijet een woort meer
aff maecken ende al wast dat hij suppliaent daer mede
den voorn[oemde] Jan Lubbertsz geen oorsaecke gegeven en hadde omme
jegens hem eenige querelen te moveren ende veel min om hem te greijnen
soe heeft hij nochtans gegens den voornoemden Cornelis Gijsberts
geseijt ick en wil nijet heggen dat ghij die vaen tapt ick heb
selffs wel de macht seggende voort jegens den suppliant onder
reverentie gesproken ick heb den bruij van v Crijn ghij moecht
v moeder daerop bruijden heb ick v eens geslaegen ghij moecht
mijn wederom slaen dan ick en achte v nijet ick hebbe noch

een olick joncgken tot een schaepherder dat sal v noch wel eens op
commen ende sonder enige vorder woorden te gebruijcken heeft
terstont sijn opsteecker vuijtgetoegen ende daer mede den suppliant
zeer sureiuselicken geaggresseert ende naer hem gesteecken inder
vougen dat de suppliant die jegens een muijr sat hebbende aende
eene sijde de voorschreven pastoor ende aen d ander sijde des zelffs
pastoors dienstmaecht nijet connende oversulcx den zelven Jan
Lubbertsz ontwijcken eijntelick genootdruct is geweest sijn opsteecker
mede vuijt te trecken op hem te verweeren t welck bij den
voorschreven Jan Lubberts gesijen sijnde ende nijet willende
aflaten heeft in sijn handt genomen een caetsbalger daer mede
hij oock nae den suppliant seer vunnichlijck gestoten ende eijntelick
aen sijn hooft gebloetrijst heeft ende den suppliant
daer naer ook een knodts in sijn handt crijgende een wijltijts hem
daer mede gedefendeert ende voorschreven caetsbalger soe wel
alst hem moegelijck was ontslaegen heeft tot dat hij Jan Lubbertsz
verlatende wederom den den caetsbalger mit sijnen opsteecker in zijn
handt onder den voorschreven kontse geloepen ende den suppliant
onder de voeten geworpen heeft meijnende hem suppliant aff
te maecken omme t welcke te verhouden hebben de voorsz[egde]
Cornelis Gijsbertsz ende sijn huijsfrouwe mitsgaders die dienstmaecht
van de voorschreven pastoor ende de housfrouwe van de voorschreven
Jan Lubbertsz die zelven mit groote neersticheijt ende cracht
van des supplients lijff getrocken ende daer naer ter deuren vuijt
gestoten sonder datmen doen ter teijt geweeten heeft dat den
voorschreven Jan Lubbertsz gequetst was dan ter stondt

332

daer naer leggende op ten breuck voor die deure vanden voorschreven
Cornelis Gijsbertsz heeft men hem bevonden bloeijende aen sijn slincker
handt ende sijn clederen los gedaen sijnde is bevonden dat hij noch gewond
was aen sijn slincker schouwer ende omtrent de corte ribbe inde
selve sijde ende is binnen twee ofte drie daegen daer naer tot des
suppliants groot leetweesen deser werelt overleden sonder dat de
suppliant eenichsins weet te seggen dat hij den voorschreven Jan
Lubbertsz gewont ofte gequest heeft maer laet hem duncken
dat hij Jan Lubbertsz int worstellen sich selffs sal gequest
hebbe hoe wel dat den suppliant indien hij de voorschreven quetsure
geinfligeert hadde hem wel zoude konnen defenderen ende seggen
t selve gedaen te hebben tot sijne notelijcke defensie soe het
lichtelijk te consideren is vuijte premissen indien die suppliant
hem nijet te weere en hadde gestelt dat hij van de voorschreven
Jan Lubbertsz buijten eenige twijffel affgemaeckt soude hebben
geweest ende alwast daeromme dat men die zaecke
wel insiende hij suppliant ter cause van den voorschreven manslach
in geenderlen manieren en soude cunnen geculpeert worden als niet
hebbende geexcedeert moderamen inculpate tiitule nemaer dat
hij goede redene soude hebben gehadt om sich te purge te geven
ten eijnde hij van de voorschreven manslach puijr suijver ende
innocent verclaert soude worden sonderlinge soe hij suppliant noijt
van eenige quade feijten oft mesusen ofte dat hij een voorvechter
ofte kijver soude zijn achterhaelt is ende dat ter contratie
een ijegelick kennelijck is dat den voorschreven Jan Lubbertsz

in veele geselschappen daer hij converseerde dirckwels twist ende
tweedracht gewoonlijck was te maecken nochtans om alle
seeckerheijts wille heeft den suppliant mitte kinderen ende naeste
vrienden van den voorschreven Jan Lubbertsz gesoent de welcken
aenschou nemende op het geschieden vander zaecke van den suppliant
anders nijet begeert en hebben dan dat hij aen heuren handen betaelen
soude zeeckere penningen weijt ende schoen omme onder den armen
gedestribueert te worden zoe hij seijt versouckende zeer
oetmoedelijck dat ons gelieven zouden hem den voorschreven nederslach
te pardonneren ende tot dien eijnde te doen depescheren behoorlicke
brieven van remissie in forma soe ist dat wij de zaecken
voorschreven overgemerct ende hierop gehad taduijs van die vanden
hove provintiael van Utrecht den voornoemden Crijn Gijsbertsz
genegen wesende t sijnder bede ende supplicatie ende hem willenden
dit stuck gratie ende genade prefereren voor rigeur ende
strengheijt van rechte hebben inden gevalle als boven vergeven
quijtgescholden ende geremitteert vergeven schelden quijte ende
remitteren vuijt onse sonderlinge gratie mits desen t feijt ende
manslach boven verclaert mitsgaders als eijnen boeten ende amenden
corporele ende criminele daerinnen hij ter cause van dien mit diesse
aencleeft jegens ons ende justitie misdaen ende misbruijct mach
hebben ende hebben hem daer aff wedergestelt ende resetitueert
tot sijnen goeden naeme ende fame inden lande van Utrechte ende tot
zijnen onverbeurde goederen indien hij eenige heeft alsoe hij was
voor de toecompste vanden manslach voorschreven imponerende

333

hier op euwich swijgen ende silentium den procureur generael
van den hove van Utrecht ende allen anderen rechteren ende officieren
wie zij sijne satiffactie eerst ende alvoeren gedaen der
geinteresseerde partijen soe verre die noch nijet gedaen en is ende
eenige daer toe staet civilijck allenlick behoudelick dat
de voorschreven suppliciant gehouden wort t voorschreven feijt
ende manslach jegens ons civilijck te beteren nae gelegentheijt
van den misdaer ende faculteijt van sijne goederen achtervolgende
dordonnantie daer op gemaeckt ende boven dien te betaelen die
redelijcke costen van justitie indien eenige ter cause voorschreven
geschijet sijn alles tot taxatie ende arbitraige van die banden
provintialen rade t Utrecht die wij daer toe committeren d welcke
wij ontbieden en bevelen dat voor hem geroepen den ghenen
behoeren geroepen te sijn zij procederen wel ende deuchdelijck
tot verifficatie ende interinemente van desen nae haer forme
inhouden ende ter arbitraige ende taxatie vander amende civile
ende costen van justitie voorschreven welck interinement den
suppliant gehouden sal sijn inden voorschreven raede t Utrecht
te vervolgen ende dese jegenwoordige aldaer te commen
presenteren binnen ses maenden naest commende op peijne van te
verliesen t effect vandien ende dat gedaen ende de
voorschreven amende civile getaxeert ende betaelt zijnde
in hande van gheenen van den ontfangen diet behoren zal
due gehouden wert daer van ontfanck te maecken reeckeninge
bewijs ende reliqua te doen mitte andere penningen van sijnen

ontfanck zij allen anderen rechteren ende officiers jegenwoordich ende
toecomende ofte heuren stedehouderen ende ijegelick van hem diet
aengaen sal doen laeten ende gedoegen den voornoomden suppliant van
onse jegenwoordige gratie ende quijtscheldinge in voegen ende
manieren voorschreven rustelijck vredelijck ende euwelijck
genieten ende gebruijcken sonder hem te doen ofte laeten
geschieden nu noch in toecomende tijden eenich hinder ofte
moeijenisse ter contrarie mer indien sijn lijff ofte eenige
van sijne geconsisqueerde goederen daeromme gevangen becommert
belet ofte gearresteert waeren dat hij die selve stellen terstont
ende sonder vertreck tot volcommen staeckinge ende delivrantie
ende ten eijnde dat dit goet vast ende gestedich blijve
ten euwigen daegen soe hebben van t segel van justitie vanden
voorschreven hove hier onder aen doen hangen behoudelijck
in anderen zaecken ons recht ende ijegelijck t sijnen in allen
gegeven binnen der stadt van Utrecht den XV martij
anno XVe seven ende tachtich op de plijcke stont
geschreven bij zijn excellentie noch legerstondt
t ex relatie van mijn heere de Graven van Nuenaer Moexs
Limborch etc[?] stadhouder ende capiteijn Guael des Furstendoms
gelre graeffschap Sutphen stadtsteden ende
banden van Utrecht ende overijsel onderteijckent foriep[?]
ende besegelt mit een segel van roeden wassche beneden uijthangen
in dubbelden sterte hadde oetmoedelick aenden hove versocht
ende geobtineert citatie uit crachte van welcke die

334

substituijt vanden procureur genenerael van den selven hove Willem
de Ridder maerschalck des overquartiers s lants van Utrecht
de weduwe van Jan Lubbertsz, Gerrit Henricksz ende
Philips Lubbertsz voor haer selven ende die voorschreven
Gerrit ende Philips mede als voochden ende mombaers over
d onmundige kijnderen van den voorschreven Jan Lubbertsz t samen
als naestevrunden ende maegen vanden selven Jan Lubbertsz
nedergeslaegen verdachvaert waeren geweest te comen ende
compareren voorden voorschreven hove op den XVen maij 1587
Ten welcken daege dienende d impetrant compareerde in rechte
geadsisteert met m[eeste]r Pauwels Soest zijnen
advocaet ende Aert vande Sande zijnen procureur
geprsenteert hadde zijne opene brieven van remissie
versouckende ontslaginge van de personele comparitie ende
alzoe Gerrit van Rijswijck procureur comparerende voorde
voorschreven naeste vrunden ende de procureur Guael voor
hem selven ende voorden voorn[oemde] maerschalck omme ten
principale t antwoorden bij den hove dach geprestigeert zijnde
nopende de provisie consenteerden inde onstslaeginge hadde t hoff
den impetrant bi provisie ontslaegen van de personele comparitie
op hanttastinge van t allen tijden des vermaent zijnde wederom
in persoen te compareren ende alsoe d voorn[oemde] porcureur
generael ende maerschalck vant overquartier slants
van Utrecht naderhant antwoordende deur heurl[ieden] procureur

ten intermemente vande voorschreven brieven consenteerde als
van gelijcken consenteerden de voorschreven naeste vrunden vanden
nedergeslaegen volgende die soenbrieve hadde t voorschreven hoff
den voorn[oemde] sande daer van t zijnen versoucke verleert acte
hem ordonnerende zijn sack behoorlicken gefurneert onder den hove
te leveren binnen veerthien daegen doen eerstcomende ten welcken
appte d impetrant gefurneert hebbende hadde oetmoedelicken
aenden zelven hove versocht interinement vande selve brieven van
remissie t voorschreven hoff gesien de zelve brieven van remisse
soenbrieve ende andere verificatien daer bij geehibeert doende rechten
heeft gecondemneert ende condemneert bij desen impetrant voor amend
civile aen handen van den rentiur van explacten te betaelen de som
van twee ende veertich gulden off hem daer van te breeden te stellen
eer hij vuijter hechtenisse zal moegen gaen condemnerende hem
noch aen handen vanden geenen die t behoeren sal te betaelen die gerechte
costen ende misen van justitie betaelt zijnde heeft
t voorschreven hoff geinterineert ende interineert bij desen de voors[zegde]
brieven van remissie naer zijne forme ende inhouden imponerende
hier op een euwich zwijgen ende silentium den procureur g[ene]rael
van desen hove maerschalck vant overquaertier ende allen
anderen justicueren officieren dienaeren ende ondersaten slants van Utrecht
hem ende elcx van hemluijden bevelende dat zij den impetrant
van zijne voorschreven brieven van remisse ende desen intermemente

doen laeten ende gedogen rustelick vredelick ende volcomelicken
genieten ende gebruijcken sonder hem te doen ofte laeten geschieden
eenich hinder letsel ofte moijenisse ter contrarie in eeniger
manieren Aldus gedaen t Utrecht bij m[eeste]rs Jacques
Bellechiere president Ruijsch, Loon, Radelandt ende
Wijnhoff raiden etc[?] ende gepronunchieert den sesten decembris
1587


Homepage | E-mail