| Wij Johannis van Coevenhoven schout tot heemskerck, Jan Sijmonsz Schuijt, en Pieter Pietersz Kaassenbroot, schepenen aldaar
oirconde en kennen dat voor ons gecomen en verschenen sijn, Dirck Lourisz, Jacob Lourisz en Grietie Louris, voor haar selven, als mede Hendrick Gerritsz, als in huijwelijck hebbende Maartie Louris, sijnde alle erffgenamen van wijlen Jan Dircxen, dewelcke bij desen bekende vercogt quijtgescholden en tot een vrijen eijgendomme opgedragen te hebben aan en ten behoeve van Hendrick Gerritsz voornoemt, wonende binnen desen banne aan duijn, een huijs erff en tuijn, staande en gelegen binnen desen banne aan duijn groot het erff 361,75 roeden belent ten |
slovit den 40en pen ning en 1/10 verh[oogt] f 11: -: -: | noorden Gerrit Baarten, ten suijden de heer van Polsbroeck, ten westen de wildernis
en ten oosten de erffgenamen van Jacob Sparwer, van welcke verkopinge en opdrachte sij comparanten bekende al wel en ten vollen vernoecht voldaan en betaalt te sijn, en dat mette somme van vierhondert guldens gereet gelt, stellende daaromme den voornoemde koper in volcomen possessie en eijgen- domme, vant voors huijs erff en tuijn belovende oock het selve ten allen tijden te vrijen en te waren, van alle lasten pagten, renten, evictien, en creditien daart selve voor dato deses enigsints mede belast ofte beswaart mochte wesen, alles naar regten van den lande en costume van onsen dorpe, stellende daar voren ten onderpande, specialijck haare personen, en generalijck alle haare goederen, roerende en onroerende, present en toecomende, gene uijtgesondert, maac-
kende alle deselve subject, voor alle regten, regteren en executien, t'oirconde dese bij mij schout voornoemt bezegelt en bij ons schepenen geteeckent op den 12 meij a[nn]o 1723 |