Solvit den 40 e penn[ing] en 1/10 verh[oging] f 18: 3: 8 | Wij Adriaen van Coevenhoven schout tot heemskerck
Jan Sijmonsz Schuijt en Jan Dircxe schepenen aldaar oirconde en kennen, dat voor ons gecomen en versche- nen sijn, de voornoemde comparanten, dewelcke bij desen bekende vercogt quijtgescholden en tot een vrijen eijgendom opgedragen te hebben, aan en ten behoeve van Cornelis Claesz Spanjersberg, regerend schepen deses dorps, een crofte teel- lant sijnde allodiael gelegen binnen desen banne op de geest, genaamt de bollantscroft, groot met het leen, dat in de voors croft lijt int geheel 2469 roeden, belent ten westen de groote houtweg, ten noorden en suijden d' heer Rendorp, ten oosten de kerckweg, van welcke vercopinge en opdragte sij comparanten bekende soo van het allodiael, als het leen, al wel en ten vollen vernoegt voldaan en betaalt te sijn, en
dat mette somme van f 661-0-0 gereet gelt stellende daaromme den voornoemde coper in volcomen possessie en eijgendomme, van de voorn[oemde] croft teelland, belovende oock het selve ten allen tijden te vrijen en te waren, van alle lasten, pagten, renten, evictien, en creditien, daart selve voor dato deses enigsints mede belast ofte beswaart mogte wesen, alles naar regten van den lande, en costume van onsen dorpe, stellende daar voren ten onderpande, specialijck hare personen, en generalijck alle hare goederen roerende en onroerende, present, en toecomende gene uijtgesondert, maackende alle deselve subject, voor alle regten, regteren en executien t'ojrconde dese bij mij schout voornoemt beze- gelt en bij ons schepenen geteeckent op den 10 april anno 1720 Jan Schuijt
|