| Wij Johannes van Coevenhoven schout tot Heemskerk, Barent Hendricx en Jan Bos, scheepenen aldaar, oirconde en kennen dat voor ons
gekomen en verscheenen is m[ee]s[te]r Hendrik Bodisco, make laar in vaste goederen tot Amsterdam, als last en pro curatie hebbende van vrouwe Adriana van Marcelis, wed[uwe] van de heer Marten Pauw, meede wonende tot Amsterdam, sijnde deselve procuratie gepasseert voor de notaris m[eeste]r Matthijs Maten de Jonge en sekere getuijgen binnen de voorsz stad, in dato den 22 decem- ber 1735, ons schout en schepenen origineel geëxi |
solvit den 40 e penn[ing] . . .f10: -: - Xe verhoog[t] f 1: -: - | beert, voorgelezen en agter dezen ten prothocolle folio 173 geregistreert, dewelke bij dezen bekende verkogt quijtgescholden en tot een vrijen eijgendomme opge
dragen te hebben aan en ten behoeve van de ed. groot agtbare heer & m[eeste]r Lieve Geelvink, heere van Castricum, Mijnden ende Loosdregt, burger meester en raad der bovengenoemde stad etc. etc. een stuk hooijland, leggende binnen dezen banne benoorden de Suijt Maatwegh, genaamt de Mantel, groot volgens 't verpondingh boek 3 morgen 444 roeden, belent ten oosten de Zuijt Maatwegh, ten zuijd oosten Sijmen Schuijt, ten noordwesten en noordoosten de banscheijdingh van Uijtgeest en ten zuijdwesten de wed. Maarten Jacobz, sijnde dit perceel ver huurt onder het slot Oosterwijk, met desselfs boove woninge en daar bij behorende landerijen, staande en leggende in de banne van Wijk aan Duijn, aan Cornelus Claver tot primo meij anno 1741, jaarlijks
voor de somme van f 530:--:-- eens gelt, sonder meer ingevolgde de huure dus daar van gemaakt, waar van copie authetijcq aan den heer coper sal worden overgelevert en welke huer den heer koper moet gedogen en presteren, mits het regt hebbende tot de huur penningen van nieuwe jaar 1736 aff, op welke tijt de gemeene lands en andere lasten voor reek. van den selven heer koper meede sijn ingegaan, voorts vrij land, als gebueren en de lendens, haar vrouwe constituante bij scheijdingh aangekomen uijt den boedel van haar moeder saliger, vrouwe Adriana Pauw, weduwe van de heer Frans van Marcelis, van welke verkopinge en opdragte hij comparant bekende al wel en ten vollen vernoegt, voldaan en betaalt te sijn en dat mette somme van f 400:--:-- gereet gelt,
stellende daaromme den voornoemde heer koper in |
| volkomen pocessie en eijgendomme van het voorsz stuk land, belovende ook het selve ten allen tijden te vrijen en te waren van alle lasten, pagten, renten, evictien en creditien, daar 't selve voor dato deses eenighsints meede belast ofte beswaart mogte weezen, alles na regten van den lande en costume van onze dorpe, stellende daar voren ten onderpande specialijk haar vrouwe constituants perzoon en gene ralijk alle haare goederen, roerende en onroerende, present en toekomende, geene uijtgesondert, makende alle deselve subject voor alle regten, regteren en execu tien 'toirconde deeze bij mij schout voornoemt beseegelt en bij ons scheepenen geteekent op den 3 februarij a[nn]o 1736 |