solvit den XLe penn[ing] . . f 4: 2:-8 Xd verhoog[ing] - :08: 4 |
Wij Johannes van Coevenhoven schout tot Heemskerk, Sijmen Sierken en Jan Aker, schepenen, aldaar oirconde en kennen dat Floris Fredricxen voor ons gekomen en verscheenen is, de voornoemde Gerrit Groenland, dewelke bij deesen bekende verkogt, quijtgescholden en tot een vrijen eijgendomme opgedragen te hebben, aan en ten behoeven van Cornelis Florisz Twisk, wonende alhier in kerkbuurt een stuk telland leggen binnen desen banne aan de Kerkbeek, genaamt tet Land van Jan Willems, groot 1030 roeden, belent ten suijden Jacob Henneman, ten westen de groote Houtwegh, ten noorden de koper en ten oosten de wed[uw]e Floris Claasz Twisk, de gemeene lands lasten en binnenlandse onkosten sijn voor reeke
ningh van de koper ingegaan met nieuwe jaar 1769 Van welke verkopinge en opdragte hij comparant bekende al wel en ten vollen vernoegt, voldaan en betaalt te sijn, en dat mette somme van f 165.-.- gereet gelt. Stellende daaromme de voornoemde koper in volkomen possessie en eijgendomme van de voorschreeve stuk land. Belovende ook het selve ten allen tijden te vrijen en te waaren van alle lasten, pagten, renten, evictien en creditien, daar het selve voor dato deeses eeningsints meede belast, ofte beswaart mogte weesen, alles naar regten van den lande, en costuume van onsen dorpe. Stellende daarvoren ten onderpande specialijk sijn compa rants persoon en generalijk alle sijne goederen |