Quijdschelding Westerblokker | 423 Wij Jan Claasz Eggelis ende Claas Pietersz Gonsz schepe nen der stede Westwoude cum annex is doen condt dat voor ons in eijgener peroone compareerde Joris Pietersz Oud woonende tot Westerblokker ende gelijde wel ende wettelijk verkogt te hebben oversulcx quiteerende ende transporterende in een vollen ende vrijen eijgendomme mitsdesen aan ende ten behoeve van Pieter Elberts Biersteker mede wonende tot Westerblokker een met Oost ende aalbesse boomen wel beplante thuijd groot in oncoste ndriehon dert negenentwintig roeden gelegen in t westeijnde van Westerblokker met het eijnd aan de Wijsendt belendt
Pieter Claasz Schoenmaker ten Oosten do[mine] Petrus Erhard ten Westen en dat voor een lieber en vrije thuijn sonder eenigen last ofte beswaarnisse anders dan de ongelden ordinair ende extraordinair van den jare 1723 ende vervolgens mitsgaders t geene buuren ende lenden dragen bekennende hij comparant daar van uijt handen van den voorn[oemd]e cooper stootsvoets door overle veringe van een custingbrief inhoudende int gheel een somma van vierhondert ses en twintig car[oli[ gul dens van gelijken dato als desen ende mede bij ons schepenen bezegeld ten zijnen contentemente ende genoegen te we sen geheel end al voldaan ende wel betaald den laatsten penning met den eersten aanneemende ende belovende oversulcx de voorsz[egde] thuijn te vrijen ende waren van alle
evictien vordere lasten beswaarnissen op ende aanspra ken alsmen in gelijken naar regten ende costuijmen deser stede schuldig ende gehouden is te doen onder verbandt van zijn comp[aran]ts persoon ende alle zijne jegenwwrdige ende toekomende goederen egeenen ecempt ten bedwang ende executie van allen regten ende regters sonder bedrog des t oirconde hebben wij schepenen voorn[oem]t elk onsen zzegel hier onder aangehangen op den XIJ e junij a[nn]o XVIJc vier en twintig |