wij Johannes Agricola balliu en schout der heerlijkheijt van Obdam Jacob Cornelisz Schraap en Fop Jansz
Stuerman schepnen aldaar oirconden en kennen dat voor ons gekomen ende gecompareert is Aarjen Gertsz Grob woonagtig op Spierdijk onder Spanbroek voor hem selven ende vader en voogt van zijne onmondige en nog ongettroude kinderen hem daar voor sterck makende en de rato caverende mitsgaderen Cornelis Clasz Wit woonagtig op Suijd Spierdijk als in huwelijk hebbende Trijn A[driaan]s Grob de welke verklaarden wel ende deugdelijken te hebben verkogt ende bij desen tot een volle en vrije eijgendomme op tedragen aan ende ten behoeve van Cornelis Elbertsz Boots woonagtig in de Wogmeer de helft in een cavel lant gelegen in de Wogmeer voorn[oem]t getekent met de letter B n[ummer]o 22 de verkogte helfte groot drie morgen 78 rooeden en bekenden zij copmarante daar van
voldaan en wel betaalt te zijn met een zomme van agtienhondert guld[en] contant beloovende der halven t voorsz[egde] lant te vrijen en waren van alle lasten en beswaarnissen waar mede het zelve boven buuren en lendens mogte zijn bekommert onder verbant van haare persoone _____ ____ en generalijken alle hare goederen en de geoderen der bovengenoemde onmondige alreede hebbende en verkrijgende deselve subject makende alle regters en regteren t oirconde hebbe ik balliu en schout voorsz[egd] mijn zegel onder de principalen gehangen en wij schepenen den zelve getekent als ook hier gesamentlijk te protocolle heijden den 5 julij 1696 |