Cornelis Piet Ruijchs wijst Cornelia Jansz Molenaer pant aen een koe voor zestien gulden min vijff stuvers in pr[esen]tie van Amel Gerijtsz ende voorts tot scepens scattinge.
. . . .
Schepenen hebben bij hueren vonnisse gewesen dat Cornelis Jansz al[ia]s Molenaer voorts procederen zal op Jacob Jansz Veel mit zij goede recht zo veer int desen geteijkent stonde.