| Op huijden den 28en november a[nn]o XVc 83 . . . . . . . . . . . . Alsodanijge questije als Willem Pietersz Dissel als eijsser ende Cornelis Jansz Molenaer hadde contra de oncosten bij den zoldaten tot hem als eijsser verteeert veur welcke oncosten den veurnoemde Molenaer heeft gezeijt, ende van de zelffve questije in date den achstenn augustij nu laestleden veur onsen vierschaere is geweest ende doentertijt veur een veerthien dagen in state is gestelt , ende verder tot noch toe bij Willem Pietersz is geprotesteert ende op huijden alsnoch beclaecht heeft op den veurnoemden Molenaer ende verder gealedert
als dat men na uuijtwijsen den preveledgije nijet meerder dan drie mael en mogen enijger vonnisse gleden ende ten vierden rechtdach uuijtwijsen, ende alijdgeerde verder als bij aldien hem 't zelffde nu ter lijt nijet worde uuijtgewesen, als dat hij gehouden zoude zijn omme 't zelffde bij notaris ende getuijgen in kennisse leggen ende is verder bij schepenen alsoe zij nutertijt nijet vroet en zijn noch veur een veertien dagen in state gestelt |