den XXVIIJen april XVc LXXVIIJ Alsulke penningen als een Wouter Jacobsz poirter der stede van
Amsterdam van Cornelis Jan Tuts resterende zijn ende bij Pieter Dircxsz
Backer uuijten naem van Claes Evertsz van Hoorn hadde doen
arresteren hebben schepenen volgend 't previlegie van Amsterdam
't welck mentioneert dat men gheen van heuren poirteren noch
heuren goeden en mach arresteren benoerden den maeste anders
dan in vrije steden bij heuren vonnisse verclaert dat Pieter
Backer den voirzeijden penningen sal ontslaen ende Wouter verz[egd]deselve vrij te
mogen ontfangen ende voirts Pieter Backer gecondempneert
in de costen tot taxatie ende moderatie van Jan Jansz Castercum
ende Pieter Hilbrantsz . . . . Cornelis Jan Tuts compeerde in juditie ende versochte dat Jan Cornelis
Vat den obligatie bij hem eertijts gepasseert soude leveren in handen
van 't gerecht omme te werden gecasseert volgend voirgaend vonnisse
voir ofte eer dat Jan Cornelis voirz[egd] op hem sal moghen procederen. Cornelis Jan Tuts wijst Wouter Jacobs poirter tot Amsterdam pand
voir die somma van XXIIJ gul[den] als reste van seeckere bedaengde
penningen aen een koe ende voirts tot schepenen schattinge.
Wouter Jacobsz wert van Schepenen toegeschat Cornelis Jan Tuts
beste koe met zijn beste bed met zijn toebehoeren voir die
somma van vier ende twintich gulden boven verhaelt. . . . . . . . . . . . . | 