scheepenen gehoort hebbende d eijsch vande schout eijser gedaen op ende jegens gerijt Amelszende den sefente van Gerijt Amelsz vers[chreven] die welcke susteneerde dat den schoudt eene Jan Sijmonsz Glasemaker soude in grandt doen roepen hebben nijetemin den ged[aagd]e gecondempneert te antwoorden