noch soe kende Ia[n] Jerusalem versz[egd] jegen Iaep als voocht voorsz[egd] schuldich te wesen om hooft pen[ningen] hondert gulden om ses gulden siaers ende dat in manieren versz[egd] den welcken hij van Pieter
Cornelisz sijn vader ontfangen heeft | Hierusalem, Jacob Cornelisz alijas Jonge Iaep als voocht van Cornelis Willemsz een soontgen van Willem Walichs nutertijt woonachtich tot Eemden schuldich te wesen die somma van ^anderhalff hondert karolij guldens veertich groten vlaems voor elcke gulden welcke somma van penningen Jan Pietersz verszegd sal moegen houden op renten een jaer lanck ofte t steaet langer met muede van hem beijden om negen der ghelijcke guldens siaers verschijnende alle iaeren inden twalef nachten ende oft Jan Pietersz versz[egde] dese voornoemde penningen begeerde op te legge ofte pertijen begeerde op geleijt te hebben soe sullen sij malcander een vierendeel iaers te vooren waerschouwen
gheschiet ter presentie van scepenen Amel Gherijtsz ende Lourens Pietersz Claes van Buijten Opten XXIXen januarij soe verwickorde Jacob Piet[e]r Cornelisz, Jonge Jacob Cornelisz als voocht van Cornelis Willems Walichx nu ter tijt wonende tot Emden schuldich te wesen die som[m]a van hondert ende vijffentwintich karolij guldens veertich groten vlaems voor elcke
gulden welcke somma van penn[ingen] Jacob Pietersz versz[egd] sal moegen houden op renten een iaer lanck ofte t staet langer bij moede van huer baijde die hondert kar[oli] guldens om ses derghelijcke ghuldens ende |