solvit | op huijden den tienden januarij XVc LV stijlo noij so verwilckerde Cornelis Jansz alijas Mollenaer, Jacob Cornelisz alijas Jonghe Jaep als voocht van Marijtge sijn suster schuldich te wesen de som[m]e van vijftich gulden Cornelis twintich stuivers voor elcke gulden gherekent welcke vijftich gulden Cornelis Jansz sal mogen houden op rente om drie derghelijcke guldens siaers verschijnen
de alle jaers inden twalef nachten ende off ghebuerde dat Cornelis Janssen vernoe[m]t dese versz[egde] hoeft pen[ningen] begeert op te segge ofte Jacob Cornelisz voorsz[egde] begheerde opgheleijt te hebben so sal een ijgelick den anderen te half iaer te vooren waerschuwen ende geschiet in presenite van scepen Cornelis Allerts ende Claes Claesz . . . . |