Jan Maertsz Schuitvoerder voor hem ende van wegen zijn susters ende hem voorde zelve starck maeckende vercoopt Willem Dircksz Keuck een ackertgen saedtlandts leggende aende harbarch groot IX s[nee]s belendt Wouter Dircksz ten oosten Albert Barents ten suij[d]en en Jan Reijers Moller ten westen voor vrij belooft t zelve te vrijen onder generael ver bant etc[etra] volgende d quijtscheldinghe ghepasseert voor Jan Jansz Wit ende Heijndrick Corn[elis]z Schoenmaecker schpenen den XIIJen februarij 1609 Willem Dircksz verbint t zelve ackertgen voor IJc LXX gul[den] kustinge te betalen op twe naeste karstijden
. . . . . . . . . . . . |