eijgendom ende belovende t selve lant te vrijen van alle commer ende last etc[etra] stellende daer voren ten onderpand thuis ende ervevan Nies Jans staen ende leggende aende straet belent Heijndrick Pieters Root ten oosten ende die wed[uw]e ende erven
van Dirck Pietersz ten westen voorts gheneralicken etc[etra] volgen die quijtscheldinge ghepasseert voor Jan Jansz Wit ende Sijvert jansz schepenen in dat den XVIIJen februarij 1606 Jan Reijers verbindt dat voors[chreven] lant voor die kustinghe tot thien hondert XVIJ gul[den] XI stuijvers vier pen[ningen] hondert reert die vorder reste op twee naestcomende carstijden volgende die custingbrieff daer van zijnde in dat ut supra . . . . |