. . . . Jan Dircksz Keuck vercoopt aen draechtop ende schelt quijt aen Corn[elis] Claesz Cramer een huijs en erve staende ende leggende in onsen stede aenden straet belent hebbende Thomas Jansz Laecken cooper ten oosten ende Garbrant Pietersz Backert ten westen met sulcke gerechticheijt tot die laen op die westsijde en oock met sulcke servituijt daer door als Jan Dircksz dat ontfangen ende beseten heeft voort voor vrij etc[etra] bekent voldaen etc[etra] stelt Corn[elis] Claessz volcomen possessie doet aquijte belooft t selve te vrijen onder generael verbant volgende den quijtscheldinge gepasseert voor Corn[elis] Corn[elisz]
Langedijck ende Jan Thijsz Schoorll schepenen ende besegelt bij den e[erbare] Rijckert van Vollenhove schout van Nieudorper cogge den XiXen febrruarij 1614 |