. . . . . . . . Hillebrant Jacobsz van Nieudorp jegenwoordich woonende tot Edam vercoopt draecht op en schelt quijt voor hem ende zijn suster Trijn Jacobs d[ochte]r aen Pieter Gerritsz Snijers een huijs ende erve staende ende leggende aenden straet belendt hebbende Wouter Dircksz Keuck ten oosten en Jan Jacobsz van Wieringehen ten westen met sulcken gheraechticheijt van Laen en reedt op die west zijde vant huijs als hij comparant ende zijn suster aldaert ghehat end ebeseten hebbenvoort voor vrij huijs vrij erve zonder eenich last opstal ofte onvrijdoom anders dan zijn ordinaris ende extraordinaris costen gelijck buiren ende lendens draghen van welcke vercoopinge op
dracht ende quijt scheldinge hij bekende voor hem ende van wegen sijn voorn[oemde] suster al voldaen en wel betaelt te zijn den laesten penn[ing] metten eersten stellende daerom mitsdesen den voorn[oemde] Pieter Gerritsz in reeelen ende actuelen volcomen possessie ende folj[o] 143 wijghendoom van t voors[chreven] huijs ende erve doende hij comparant voor hem ende van weghen sijn suster daer van qauite ende volcomen affstant gelovende hij comparant voor hem ende zijnen erven t selve huijs ende erve in solidum te vrijen ende waeren costeloos ende schadeloos van allen commer last opstal ende onvrijdoom als men vrij huijs ende erve schudlich is te vrijen ende te waeren nae rechte ende oock costuijme onser stede stellende mitsdesen hij comparant daer voor te onder pande sijn persoon ende alle zijne
goederen roerende ende onroerende present ende toecomend geen van dien ter werelt uuijt gesondert submitteerende die alle tot bedwanck slechts en executie shoofs van Hollant ende allen anderen recht ender rechteren sonder bedroch gedaenen de gerechticheijt van dien te betalen voo rb Dirck Janssz Stapel ende Sijmon Gerritsz schepenen volghende den quijtschelcingbrieff in date den 25e januarij 1622 Dirck Jansen Stapel |