folj[o] 68 . . . . Pieter Cornelis Fecke vercoopt draecht op ende schelt quijt aen Aris en Pieter Bartelmies ghebroeders een acker zaedtlant groot omtrent twaelff ende twaelff roeden leggende buijten belendt Jan Sijmonsz ten oosten Gerrit Oijts ofte die ghemeente bosch ten zuijden ende eie wester wech ten westen bijden hoop voor vrij landt zonder eenijgen last opstal ofte onvrijdoom anders van zijn ordinaris ende extra ordinaris landts costen ghelijck biuieren ende lendesn dragen bekent voldaen etc[etra] stelt d voorn[oemde] Aris ende Pieter Bartelmies in volcomen possessie ende eijgendoom etc[etra] belooft
d selve acker te vrijen ende waeren etc[etra] stelt daer voor ten onderpande een huijs en erve stede ende leggende op die lage zijde tegenover de kerck belendt Dirck Claesz ten oosten ende Jan Jansz Wit off Stijn Baerts ten westen voort zijn persoon en al zijn goede[re]n etc[etra] volgende die quijt scheldinge ghepasseert voor Jan Jansz Wit ende Jacob Pieter Theuwis schepenen ende besegelt bij Havick van Vollenhove schout van Nieu dorpercogge den IIJen martij anno jesu christi 1618 |