55 Corn[elis] Koeck van Alckmaer vercoopt draecht op ende schelt quijt aen Pieter Jacobsz mede broeder int schependoom Pieter Corn[elis]z Fecke, Jan Corn[elis]z Castercum kaescooper een stuck landts groot omtrent acht geersen ghenaemt Saskers del leggende inde Campen naest gelendt mette nieuwe sloot ende het huijs ende ere van Corn[elis] Corn[elisz] Leenhouwer ten oosten ende het Lutgeventge nu ghecocht bij Albert
Pietersz Twisscher ten westen op roed ende maet voor vrij landt zonder eenijge last opstal ofte onvrijdoom anders dan zijn ordinaris ende extraordinaris lats costen ghelijck buren ende lendens draghen bekent daer aff voldaen ende wel betaelt te zijn den laesten penn[ing] metten eersten stelt d voorn[oemde] Pieter Jacobsz, Pieter Corn[elisz] ende Jan Corn[elis]z Castercum te samen in reelen ende actuelen volcomen possessie ende eijgendoom van t vers[chreven] landt doenhij zh comparanten daer van aquite ende volcomen affstant ghelovende t zelve landt te vrijen ende te waren etc[etra] stelt daer voor ten onder panden zijn persoon ende alle zijne goeden roerende onroerende present ende toecomende gheen van dien uuijt ghesondert tot bedwanck srechts ende executie shooffs van
Hollandt ende allen anderen recht en rechteren volgende den quijtschelding brieve ghepasseert voor Willem Jacobsz ende Pieter Sijmonsz schepenen in date den 26en martij 1 6 3 0 van Vollenhove Pieter Jacobsz, Pieter Corn[elis]z ende Jan Corn[elis]z Castercum verbinden t boven ghes[chreven] landt voor de kustinge namentlijck voor ijder geers twe hondert ende twintich gul[den] de meerder ende minder mate naer advenant te betalen teijnde maet teijnde gelt IIJc gul[den] ghereet ende voort op twe termijnen volgende d kusting brieff in dat ut supra |