st[uivers] Xl ch[] . . . . | Claes Jansz Engels jegenwoordich een bijschoole houdende binnen Medembleck als man
ende voocht van Maritgen Maertens dochter van za[liger] Maerten Corn[elisz] Fecke alhier vercoopt draecht op ende schelt quijt aen Pieter Corn[elis] Fecke outtburgerm[eeste]r binnen desen stede en acker zaedlant groot ontrent dertein sneesen leggende aende herbertch in Costverlooren da belent met den cooper ten oosten ende westen de ver[chreven] bMaritgen Maertens extestemanto aengecomen van za[liger] Jan Jansz Wit met laste van fideicommis tot ophare kinderen welcke last getransereert is euhbde op sekerheijs ende erve tot Medemlec breeder onder de quijtscheld geexpreseert onder dies voor vrij landt etc[etra] bekent daer van in gemelte qualite voldaen met de soomma van vijfhondert gulden contant gelt stelt ende vest Pieter Corn[elisz] daeromme
in reelen ende actuelen volcommen possessie ende eijgen[dom] etc[etra] belovende d selve te vrijen ende waren van allen commer last opstale ende onvrijdom etc[etra] onder t verbant van zijn persoon ende goederen volgens de quijtscheldinge gepasseert voor Arijen Jansz Calverdijcker ende Gerrit Sijmonsz schepenen ende bezegelt bij den e[erbare] Herman Hertman van der Woude schout etc[etra] in dato den XIIJ maij 1649 . . . . |