Oud Recht 7075C / 49 Vier Noorderkogge pdf 04-09-2018 pag. 1

Pro justitia

 
Op vrijdag den 4 september 1778 nade mid
dag circa half vijf ure ben ik ondergetekende opordre
van den heer Pieter Spaander dijkgraav der
vier noorder cogger en in presentie van deselve
gegaan na den dijk op No65 afschouw en No66 aansch[]
alwaar mij in t bij sijn van den heer dijkshoofdman
Haasman door sijn ed[ele] sijn aangewesen eenige
plange gespijkert aan een hek
bij en naast een nieuw wier vak op No65 afschouw
door Jan Oijevaar in dit Jaar gemaakt
en gelast ten getale van twaalf planke door der
coggebaas te laaten afsloopen en te bezorgen in
cogge magasijn

  Welke ordre bij mij dus zijn uijtgevoert dat
bij absentie van den coggebaas desselfs knegt
Aarjen de Graaf hebbe gebruijkt tot het afbrken
van gemelde planke in presentie van Amon
Kuijper
dienaar van de justitie en door Jacob Rijke
doen transporteren na het genoemde magasijn
en in het zelve nedergelegt
zijnde in speci dit navolgende
2 grenen planke
2 dito
5 vuren dito
2 dito
2 dito ende t sammen
lang
lang
 
 
Lang
17 a 18 voet dik 1½ d[ui]m
13 voet
17 voet dik 1½ duijm
14 voet
13 voet
alle het welke ik verklare op den eed in den
aanvangh mijner bedininge gedaan alzoo te zijn
geschied
    Actum Medemblik datum als boven
                    (was getekent)
                                            Klaas Smit
                                              cogge bode

Pro justitia

 
compareerde voor den h[ee]rn heemraden
der vier noorder coggen Jan Oijevaar
dewelke na dat hun de vrag hier onder
volgende waren gedaam ter liquidatie van
den wel edele gestrenge heer Pieter
Spaander
dijkgraaff der vier noorder
coggen R O daar op heeft geantwoord
soo als vorens iedr staat uijtgedrukt

Articulen gedaan maaken en
d heeren heemraden der vier
noorder coggen overgegeeven uijt
uijt naam van der heer Pieter
Spaander
dijkgraaff der selver cogge
omme daar op te koomen en getuij
genis der waarheijd af te varagen
Jan Oijevaar dijkbaas woonende
te Lamberschaag

antw[oord] 1
oud 62 jaar

       Art[tike]l 1
hoe oud hij getuijge is

antw[oord] 2
Ja

                     2
of hij getuijge in dit jaar heeft
aangemonen onder andere werk in
een nieuwe wierruk op no 65 afschauw

antw[oord] 3
Ja

                     3
off voor de oude wier van dat vak
was een zoo genaamde tafel van
planken welke hij moest afsloo
pen mits blijvende het hout
in eijgendom aan de gemeenschap
van west frieslands dijkagie

antw[oord] 4
Ja

                     4
off hij dat hout hebbende los
gemaakt heeft gelegt op den dijk
veele planke geheel en wel als
sijnde nogh nieuwe hout

antw[oord] 5
Neen

maar wel gesegt te hebben als
t werk gedaan is wil ik jouw
wel een plank off drie van mijn
hout geven
 

                     5
off hij aan Christiaan Hendriksz
heeft gesegt dat hout wel te mogen
gebruijken tot reparatie van schou
hek digt bij t vak hier voorgenaamt
staande

antw[oord] 6
Neen

                     6
off hij heeft gesien dat Christi
aan Hendriksz
dat hout van
den dijk heeft afgenomen en daar
mede t heg maakte

antw[oord] 7

ik heb wel hout aan t hek
van Christiaan Hendriksz
gesien t welk ik niet beter
konde sien off t was van t
hout van de gemeenschap

                     7
soo neen oft hij dan niet heeft ge
sien dat t voornoemde hout door
hem op den dijk gelegt en aan
de gemeenschap van westfrieslands
dijkagie in eijgendom behoorde
was gebruijkt aan t hek van
Christiaan Hendriksz

antw[oord] 8
Ja

                     8
off de heer Haasman dijks
hoofdman wegens de medemblikker
cogge hem getuijge niet heeft gevraagt
waar de planken waaren welke
hij getuijge va nvoor het vak had
gesloopt oft los gemaakt
Christiaan Hendriksz

antw[oord] 9
Ja

                     9
oft hij getuijge toen d heer
haasman niet heeft aangewesen
meergemelde hek van Christiaan
Hendriksz

antw[oord] 10
Neen

                     10
oft hij getuijge geen meerder
persoonen weet te noemen welke
van deze gepleegde dieverij
weeten
 

antw[oord] 11
Ja

ten minsten een knegt zijnde
met zijn tween zoo hem ge
tuijge voor staat

                     10
oft hij getuijge hem ook kan
te binnen brengen dat wan
neer Christiaan Hendriksz
met hem over hout tot dat
hek sprak dietijds daar
mede present was zeekere
jood bij Christiaan Hendriksz
als slagersknecht sijnde
oft vleeshouwende

antw[oord] 12
Ja

ten minsten het is het zelve
hout dat hij van voor den
dijk heeft afgesloopt soo
ver hem kennelijk is

                     12
oft de planke welke hem heden
in t magasijn alhier zijn ver=
toond zijn deselve ten minsten
soort gelijke als hij van voor den
dijk heeft afgesloopt op den
dijk gelegt en naderhand gesien
aan t hek van Christiaan Hen
driksz

na dat voorenstaande vragen en antwoorden
Jan Oijevaar duijdelijk waaren voorgelesen
heeft hij als waarheijd sijnde daar bij gepersisteert
seggende daar op soo waarlijk helpe mij god almagtig
                    actum in t Coggehuijs binnen
                        Medemblik deesen 10 september
                              J Mol  Ad[riaan] Spanjaart


Homepage | E-mail