IJc LX voor de onderges[chreven] schepen[en] compareerden ter griff der stadt leijden Willem Ente en[de] Guilljames van Otte beijde laeckenbereijders binnen desen stede ende verclaerde en[de] affilmeerden bij solemnelen eede henl[ieden] elx inden sijnen wet tel[ijk] gestaeft ende afgenomen ten versoucke van Jan Ente sone van za[liger] Pieter Ente en[de] neve van[de] voorn[oemde] W[ille]m Ente dat hun depoos[an]ten seer wel kennelic is dat de zelve Jan Ente
t ambacht van lackenbereijder scheren ende firseren mitsgaders het rouwen bij de voorn[oemde] za[liger] P[iete] r Ente zijn vader den tijt van een jaer continuel[ijk] geleert heeft verclaerde noch de voorn[oemde] Guijlljames van Otte alleen dat den req[uiran]t bij hem depos[an]t t voorsz[egde] ambacht meede een geheel jaer continuelicken geleert en[de] sulcx de ordonn[antie] op t stuck van t zelver ambacht gemaect in geheel voldaen ende naergecomenheeft so waerlic most hen comparanten beijde godt almach tich helpen acutm den _ XXIX en augustij XVJc achtien Heijndrick Egbertsz Frans Pietersz van de Werff__ |