op den 22 maart 1736 #beladen met stuk goederen en
^nodig was off deselve die | Ente Florisz stuurman Jan Dekker boots man ende Jan Broersz kok van het aghter Ilpendam inde grondt sittende schip de Ojevaar gevoert bij schipper Dirk Ojevaar # gedesti neert van Amsterdam na Lissabon onthoudende de depotanten haar althans binnen dese stadt de welke ten versoeke van deselve schipper hebben getuijght ende verclaard t gunt volght Dat sij deposanten met het voorsz[egde] schip na dat het selve behorelijk heght dight wel
gecalifaat enin envan alle versortgt en voorsien was t geen tot de volgende reijse tot conser vatie van schip en lading naar zeemans gebruijk ^ kond[e] gedaan worden op den 1e feb[ruari] naastleden van Amsterdam sijn vertrocken ende den 4e dito onder de Vlieter gekomen
beladen zijnde met stuk goederen dat den 11e dito de laaste ligter met goederen van Amsterdam aan boord is gekomen waaruijt een gedeelte overgenomen hebbende de rest den 14e dito met de selve ligter van boord is gegaan om dat het selve bestaande in eeken planken door haarderselverbreedte | |
| de balken poort van t voorsz schip niet konde
werden ingeladen zijnde de grote poort alvorens reets toegemaakt omdatdeselve so dight aan water quam waar mede dan het schip volkomen klaar was om na Texel voort te zeijlen en men tot dien eijnde dien selveden dagh nog stengen en raas om hoog zettede den 15e dito de wind z[uid] z[uid] o[ost] met dik mottigh weer kond men geen merken zien ( en vertuijt leggende ) ook geen anker krijgen door de stij_ koude den 16e d[it]o de wind o[ost] ten z[uid] woeij het seer hard kregen met veel moeijten een anker t huijs den 17ed[it]o de windt oostelijk was het door de harde wint onzeijlbaer weer den 19ed[it]o de wint wel soo suijdelijk en wat afnemende hadden het tuijgh weder om hoogh
om te zeijlen kregen ook nog een bogthe bo__ van touw daar het schip voor lagh doge ee_ wij klaar waren beliep ons de eb waar door wij dien dagh niet schrab konde komen maar
met moeitehetlaten leggen meteenstijvekoel sterke vorst | |
| den 20ed[it]o de wint wel o[ost] z[uid] o[ost] woeij het seer hard en was nog bitter koud met vorst sagen geen ijs in t vaarwater maar wel aande lager wal hoopten ons nog met vloed te redden setten de onderzeijlen op stoot geerns maar sagen tot ons droefheijt dat de zee meer en meer stromde met het doorbreken van de vloet gingen aant aan t anker te winden met een fijn op t touw aghter t braafspit dogh het woeij soo hard
dat wij weijnigh avanceerden en alsoo wij sagen dat het ijs sterk toenam resolveerden het touw te kappen gelijk geschiede daghten doe nogh het vaarwaternogwel af te komen dog komende omtrent de roo ton lagh het gantsche vaar water vol ijs sodanig dat wij daar in vast zeijlden en voor t voords in t ijs beset met de wint tegen de lager wal aandreven en lagen savonds al vast in t ijs den 21ed[it]o op den dagh was de wint o[ost]met minder vorst waren smorgens nog int ijs beset tegen den avond begon het ijs in t vaarwater te minderen lagen savonds omtrent aght uuren weder in | |
| klaar water t woeij nog stijff en omtrent de tijt van t hoogste water stut het schip met
grote kragt bragten die nagtdenmet schuring van t ijs en dan wederom met het stoten van t schip door den 22ed[it]o de wint n[oord] o[ost] ten o[ost] bragten dien dag door somtijts met sterke schuring van t ijs en dan wederom met sterk stoten van t schip op de grond den 23ed[it]o lagen des morgen s in open water de wint wat oostelijker op de voormiddag quam ons het ijs weder bij op de middag waren al wederweder geheel in t ijs beset konden s avonds int zuijden geen water meer sien en de west wal was dight met het ijs gepakt den 24ed[it]o wat de gantsche zee met ijs beset t welk met vloet en en strek heen en weer liep schuurde met de eb sterk aan t schip de wint
stilletjes des nagts liep de wint z[uid] w[est] en hadden doe een perssende ijsgangh den 25ed[it]o wat voor den dagh met wassend water dreeff het schip van de grond de wint w[est] z[uid] w[est] | |
| lieten het wat afdrijven tot op 8 a 9 vadem daer wij het anker lieten vallen waren dien dag nog al veel met ijs belemmert dog ankerden het gelukkig door op den dag was de wint wat zuijdelijker met een dralle koelt den 26 dito met den dagh totaanomtrent halff tien uuren lagen inde gestadige schuring van t ijs maerdog de rest vandien dagh in klaar water dog het vaarwater nae texel in de oostwal was sterk met beset des agtermiddags ligten anker en zeijlden weder op den behorelijke plaats
onder de Vlieter de wint doe west en des nagts geen ijs den 27ed[it]o smorgens de wint als voren quam met den dagh onse loods van Tecel aan boord met oog merk om het gekapte anker te bergen wierden onder tusschen van vervarelijke
buij wind met sneeuw jaght uijt den n[oord] n[oord] w[est] over vallen waar door de loots schuijt van boord af moest het tuijtouw daar het schip voor lagh brak aan stukken lieten met alle moge lijke spoet het plegt anker vallen en lage ook een tijdje voor t selve so lang dat wij het boeg | |
ondertusschen niet met al
| anker waarin wij het gekapte dagelijks touw gestoken hadden mede aff settede en de onder raas om laagh streken gingen doe weder drijven heen kapten ons boeg anker af dog doe het bot daarvan uijt was brak dit med_ stukken en dreven op gods genade heen vielen met het schip westwaard over en dreven soo enige tijt langs t vaer water sagen tot ons droefheijt dat het pleght anker
niets konde houden oordeelden wij dat het stucken moest zijn zoo setten wij eijndelijk onse twee stagzijlen op en kapten de drie nasleepende touwen van het tuij pleght en boeg anker aff om was het mogelijk het schip aan de loefwal te setten gelijk wij op ons gesight agter Ilpendam aan gront geraakten stotende het schip verrarelijk resolveerden
daarom t selve in de grond te laten lopen stuten de boven kant van de grote poort op waer door het selve int kort vol water liep een veel vaster sat na gissing omtrent halff drie uuren quam ons een ligter aan | |
| boord daar het volk (uijtgenomen den schipper) met hun kisten en goet in overgingen en de welke verder ook beladen weird met de voornaam ste stuk goederen en enige kasen inden avond wanneer het nog hard waijde uij den n[oord] n[oord] w[est] liep het water soo hoog dat het agter de combuijs op het dek tegen de schaarstokken van het stuurplegtsluijk aan stond en daar door veel casen en andere goederen tusschen deks nat wierden behalven dat ook veele kasen int overnemen tusschen de ligter en t schip door t overspatten van t water sijn nat
geworden 28ed[it]o smorgens weird het redelijk weer laden doe nog enige kaas inde voorsz[egde] ligter die tegen de middag van boord gingh met het scheepsvolk uijtgenomen den schipper die aan boord bleeff de ligter na Hoorn afzond en aanstonds wederom een tweede aanleijd in en omtrent al het welke den voorsz[egde] schipper na sijn vermogensig gequetengedaan en ten uijtvoer gebragt heeft alles wat een vigilant en getrouw schip | |
| per tot vervorderingh van zijn voijagie en ter behoudenisse van schip en goederen naer zeemans gebruijk in sulke en dierge lijke gevallen zoude moeten off behoren te doen dat der halven alle de voorsz[egde] rampen ongevallen en schaden aan schip
en goederen gekomenen geleden niet zijn veroorsaakt door enigh versuijm off wan devois maar alleelijk door tegenheden van weer en wint soo als bij t voorsz[egde] gedeposeerde geblijkt en om alle verdere en groter schaden en onheijlen voor te komen waar mede dan hare verclaring eijndigende gaven voor redenen van wetenscahp als inde text en presenteerden t gunt voorsz[egd] staat nader te bevestigen Gedaan in Hoorn present Jan Jacobsz en Claas van Beek als getijgen hier toe versogt sturman Ente Florisz bootsman Jan Decker | |