Oud Notarieel 5075-9303 / 1466 Amsterdam pdf 30-04-2018 pag. 1

 

 

No 1466

Scheeps verklaring
 

gepasseerd
29 septemb[er]
1725

No 319

Lvstevenon

 

 
Op heeden den neegen en twintighsten sep
tember des jaars seeventien hondert en vijff
en twintigh compareerde voor mij m[eeste]r Mathijs
Maten de jonge notaris publicq bij den hove van Hol
andt geadmitteert te Amsterdam residerende

de e[erzame] e[dele] Jeronimus
 

 

9

Compareerden 29 september 1725
de e[erzame] e[dele] Jeronimus Kooper
stuurman, Jan Coster,
Jelle Jans, Pieter Vis,
en Cornelis Bel matroossen
alle van genoegh ouderdom
en in die bedieningen nu jongst
gevaren hebbende op t schip genaemt
  de Oijevaar
daer schipper op is Dirk Oijevaar
en hebben te versoeken van den gemelten
schipper getuijgt verclaart
dat t voorsz[egde] schip inde maanden
maert ende april deses jaer tot St
Ubes is beladen geworden met zout
waer meede zij lieden op den 13 april
van St: Ubes zijn vertrocken gedestin[eer]t
na frederikshaven
Dat hun voorsz[egde] schip voort laden
tot St: Ubes was digt hegt en wel
gecalvaet en verders naar zeemans
gebruijk van alles voorsien en versorgt
en voor hun vertreck de luijken met
presenningen gedeckt en digt toe
geschalkt ende masten en
pompen met craagen naar behoo
ren voorsien soodat hun voorsz[egde] schip
bequaam was zodanigh een
ladingh zout behoorlijk over
zee te voeren
Dat zij met t selve schip alzoo
beladen en voorsien vervolgens
namentlijk den 30 junij tot
Reval [=Tallinn] gecomen en dien eijgen
 

 

 

dagh voor ofte van wegens de
brandtwaght aldaar ook klaar
gemaakt zijn
Dat hun schipper dieneijgen dagh
inmiddels met de boot na lant
gevaren is om (volgens zijn zeggen)
te zien off de een loots conde crijgen
dog dat hij er geen becoomen konde
alzoo er geen loots tuijs was
dat den 4 julij (als wanneer er
eenige lootsen thuijs geocoomen
waaren) hun schipper een van deselve
aan stonts gehuurt heeft en
op den 5 d[it]o met een loots aan boort
gecoomen is
dat zij io den 6 julij hun anker
geligthebbenen van Reval voornoemt met
gedagte loots sijn vertrocken en dat
sij toen de zon een glas a 3 op
geweest was om t riff van de
wolff gestrooken en vervolgens na
kockschare gezeijlt zijn loopende
als toen de windt zuijd oos met
reegen
dat zij twee glazen nahetogtent
schaffen gearivieert waaren bij
kievits eij daar tot een teeken
een vlagh affwaaijde
dat de loots die zij lieden op
hun schip hadden dat teeken
off die vlagh zoo nam
dat hij loots hun schip daar
                                     op__
 

 

 

op__ aan de grond quam vast
te zeijlen zeggende off voor
geevende hij loots dat het
geen quaat mogt en het
maar een ronde steen was
die men zoo digt aan loopen
kon als men maar wilde
dat zij lieden vermits zij
daar nog wel wat van daen
waaren der halven meenden
dat t alles wel was dog sulx
ter contrarie bevonden want dat
het schip begon te stooten
en vast te sitten hebbende
sij lieden bij t voorschip maer
13 voeten waater weezende de
windt als toen oost zuijdt
oost en zuijdt oost ten oosten
met harde reegen
dat zij lieden daarop aanstonts
het tuij anker met de boot
agter uijt bragten en hun
seijlen al te maal op de
mast haalden en met t
braat spit aan t winden
gingen met nog een zijn om t
spil dog dat alle t selvige
egter niet quam te helpen
en hun schip niets schieten
wilden
 

 

 

Dat zij daarop tot beste en behou
denis van schip ladingh en om te
sien off door dat middel weder
me thun schip van de grondt
in t vlot conden raaken geresol
veert hebben om een partij van hun
ingeladen zou t over boort in zee
te werpen gelijk zulx dan ook
geschiedede
dat de windt als toen quam uijt
te schieten na he tzuijd westen
en dat sij als toen hun zeijlen
vast maakten alzoo t onmooge
lijk was t schip er op sodanige
manier affte crijgen
dat de zeijlen pas vast
waaren off dat cort daar
na de wint heel uijt na het
westen schoot met een sterke
coeltes soo dat zij lieden al
seer hardt met hun schip
quamen te stooten
dat daar op ten eersten vooruijt
met twee paarde lijnen aan de
boot is gepeijlt om te zien off
er voor uijt ook diepte was
dat het schip daer over heen
mogt stooten dat dat zij
lieden al hoewel als vooren
op sommige plaatsen maar
13 voten water en de gront seer
steenaghtigh en het de meesten
                                    tijt tegen
 

 

 

tijt tegen de wint was eghter ten
besten als boven geresolveert hebben
vermits dat stooten op de grondt
tog niet lang zou hebben connen
tegen houden om hun voorseijlen
weder lostemaken gelijk sulx
dan ook geschiede
dat zij daar benevens hun touw
ook losgemaakt en daar op
met hun schip met de foriewint
verraarlijk tegen de grondt
gestooten hebben als wanneer
het schip egter digt bleef
Dat het schip cort daarna een
weijnigh over de grond voort
schockte en dat toen de zon
zuijd west ten westen was het
selve schip als toen weder seer
hardt stiet en eijndelijk
met die veerd over de grondt
heen weder en vlot water
raakte
weezende hun tuij touw toen
op zijn endt agteruijt aan t
anker vast en waijgende het
zeer hardt
Dat zij als toen tot beste van
schip en ladingh om niet met t
selve anker en touw belemmert
te wezen met t schip ligt weder
op de grondt te raken geresolveert
hebben het selve touw te cappen
 

 

# en zij lieden
het selve anker
met t touw alzoo
hebben laten
steeken
 
 
 
+ hebbende zijlieden
bij die gelegentheijd
ook nog verloren
een boeij en bo_reep

gelijk dan ook geschiede de #
wezende het selve touw langh
112omrentvaam dick 13 duijm en omtrent
half sleeten en hebbende zij lieden
van t selve niet meer behouden
dan 26 a 27 vaam zijnde de rest
van t selve touw door t voorsz[egde] cappen
aan en beneffens het tuij anker
dat swaar is geweeestomtrent1250 ponden
vast gebleeven + sonder dat sij
leiden van alle t voorsz[egde] gecapte
en te gelijk quijt geraakte ietwes
weder hebben becoomen
dat zij lieden vervolgens noord
oost aan gingen en aan stonts
met hun schip in diep water
van 18 a 20 vadum raakten dat
sij kockscharen gepasseert
sijnde sij lieden als toen bij
gedraaijt zijn de boot ingezet
gedaan en hun reijs alzoo
vervolght hebben
dat zij eijndelijk op den 7 d[it]o
tot Fredrikshaven gecoomen
sijn en vervolgens aldaar hunne
ladinge zout (buijten en behalven
t geen om reedens als boven
overboort in zee geworpen
is) geheelijk geloost en uijt ge
                                     leevert
 

 

 

leevert hebben zonder dat zij
getuijgen (zoo als een ieder voor
sigh verclaardt) off huns wetens
iemandt anders daer van hebben
rerooft gestoolen vercogt of te
ter quader trouwe daer van
vermeent oft sulx laten doen
Dat zij ontlost zijn de weder
met houtwaren en teer beladen
sijn geworden en daer meede vervolgens
weder hier te lande en voor desen
stadt gearriveert zijn alwaer
zij lieden deselve ladingh
voor grootste gedeelte zelfs
ook weder getrouwelijk gelost
en uijt gelevert hebben
Gevende zij getuijgen en voorreedenen
van wetenschap dat zij lieden
in qualiteijt als boven op t
gemelte schip is gebragt
gevaren en t selveverklaarde bij desen en eijgener
bij persoon bijgewoont hebben
Presenteerende dies halven
dezen dan ook solemnelijk
te bevestigt
Aldus gepasseert
binnen Amsterdam ter
 

 

 

Presentie van Hendrik
Vaster en Johannes
de Vries als getuijge

 

 

                        Jeronimus Koopes
                        Jan Coster
dit is t merk van Jelle x Jans
                        Pieter Vis
                        Cornelis Belt
                                      H: Vaster
                                      J.De Vries
                                              quod attestor
                                      M Maten de Jonge
                                              not[ari]s publ[iek]

 


Homepage | E-mail