| Op heeden den den drie en twintigsten novem ber des jaars seventienhondert vijf en dertigh compareerden voor mij m[eeste]r Mathijs Maten de jonge notaris publicq bij den hove van Hol land geadmitteert t[ot] Amsterdam residerende de e[dele] e[erbare] Cornelis | |
g:
+ stooten van t schip | compareerden 23 november 1735 de e[dele] e[erbare] Cornelis Breevilt stuurman Hans Andriesz bootsman en Jan Broersz kock alle drie van genoegen ouderdom en in de voorsz[egde] respectieve bedieningen nu jongst gevaren hebbende op t fluijtschip genaamt de ooijevaar daar schipper op is Dirk Ooijevaar En hebben ten versoeken van den zelve schipper gedeposeert en verklaart het geene volgt dat zij getuijgen beneffens den voornoemden schipper en t verdere scheepsvolk met het voorsz[egde] schip de Ooijevaar beladen met diverse goederen op den 3dn maart laastleden van uijt Texel na zee gegaan zijn gedestineert
na Lissebon Dat zij den 6dn en 7dn maart onder de Angels ten anker leggende het ongeluck hebben gehad dat het schip door de harde windt en t lage water heeft gestooten op de grondt soo dat t roer van t gat gestooten is omme t welke + voor te koomen zij lieden met alleen vrij wat touwerk van agteren na voren hebben gebragt om te kroppen maar om t schip te ligten ook circa twee lasten erweten en bonen in sakken over boort en in zee geworpen hebben weesende deze erweten en boonen gescheept (volgens t zeggen van den schipper) door den heere Jacob Clercq | |
| dat de wind op den 7dn dito niet alleen aanhield maar nogh meerder opstak waar
door t schip bij t lage water al weder sterk quam te stooten weshalven zij lieden ten beste van schip en goedt ge solveerden vermits zijhundaags anker waar voor zij lagen niet konden thuijs krijgen het touw van t zelve te kappen om dus in dieper water te komen gelijk het touw van t daags anker dan ook gekapt geworden en t schip in dieper water gebragt is alwaar zij t roer op den 8stn dito weer met veel moeijte weer aenge hangen en hunne reijs vervolgt hebben zijnde niet te min door t stooten van het schip op de grondt ook stuckent gestoo ten alle t Rinkelwerk van t Hennegat en en de aghterste balk van de hut en hebbende zijlieden t gekapte touw of het daar aan zijnde ankerook nooijt weder gekree
gen zijnde het touw geweest een heel touw van 13 duijm dik en circa halff sleeten en daar van door t kappen weggeraakt circa dertigh vaam en zijnde t anker swaar geweest circa 1400 pondt verklarende zij getuijgen verder dat zij lieden nagaa hunne reijse na Lisbon vervolgende en daar gekomen zijnde hunne ingeladene goederen gelost en uijtgeleevert hebben waar na zij met t schip zijn verseijlt na s[in]t Ubes alwaar zij een lading zout ingenomen hebben |
een wel ^ ^
| hebben waar mede zij zijn gezeijlt na Narva Dat zij den 21stn augustus gekomen zijn op de reede van Narvaenaldaar op dem 23stn dito eene ligter met zout gelost hebbende vervolgens een begin hebben gemaakt omineen tweede ligter te lossen dogh dat dezelve tweede ligter alvorens ter vollen beladen te zijn door de harde zeewind en t holle water van dien dagh genootsaakt wierd van boort te gaan en agter t schip ten anker te gaan in meening om s anderen daags verder beladen te werden dogh dat het den volgenden dagh weer zulken drable zeewind waaijde met hol water soo dat de ligterman resolveerde met zijn ligters na binnen te gaan gelijk hij dan ook
na binnen gezeijlt is maarmet de ligterin t gat aen de grondt geraakt is als en veron gelukt is in t gezight van hen getuijgen en t verdere scheepsvolk hebbende dese verongelukte ligter ingehadt na beste gissingh uren ten a elff off dertien veertien a vijftien lasten zout off meerder verklarende zij getuijgen nogh wijders dat de zoutlast tot Narva gelost zijnde t schip vervolgens weder is beladen met houtwaren waar mede zijlieden zijn gezijelt na dese landen |
+ schip nogh legt ten
dienste van den eijgenaar | dat zij den 26stn october Texel gekomen zijnde vervolgens in Texel vier ligters en op Pampus nogh een vijfde ligter met hout gelost en dezelve ligters alle vijff na dese stadt opgesonden hebben waar na zij met t schip en resterende lading op den 11dn deses lopende maand november zijn gekomen voor dese stad Amsterdam al waar de resterende houtlast in t vervolg mede gelost en uijtgeleevert is geworden uijtgeosndert nogh eenig brandthout t geen in t Verklarende zij getuijgen nogh laastelijk en wel ieder voor sigh dat zij zoo wel op de uijtreijze na Lisbon en van S[in]t Ubes na Narva als van Narva na Herwaarts weer te rugh zigh altijd eerlijk en getrouwelijk omtrent de
ingeladene goederen gedragen en daar aen geen bedrog off diefstal gepleegt hebben en dat zijlieden ook niet weeten dat zulx door iemand anders geschiedt is geevende zij getuijgen voor redenen van weetenscahp dat zij ten tijde in quali teijt als voren op t meer gedagte schip gevaa ren en alzoo t hier bijverklaarde in persoon bijgewoont en ondervonden hebben passen terende daaromme dese attestatie dan ook solemnelijk te bevestigen Aldus gepasseert binnen Amsterdan ter pres sentie van Jeremias Walschaart en Har manus Loofs als getuijgen Cornelis Breevelt
Jeremias Walschaart Harmanus Loofs Hans Andrizen qoud attestor Jan Broersz M Maten de Jonge not[ari]s pub[liek] |