| Op heeden den tweeden julij des des jaars seeventienhondert ses en dertigh compareerden voor mij m[eeste]r Mathijs Maten de jonge notaris publicq bij den hove van Holland geadmitteert tot Amsterdam residerende de eersame Ente | |
g g: | compareerden 2 julij 1736 de eersame Ente Florisz als stuurman nu jongst gevaren hebbende op t schip de oojevaar gevoert bij schipper Dirk Oojevaar de welke ( amplievende de verkarlingh ten versoeken van den voorn[oemde]
schipper Oojevaar door hem comparant met en beneffens den Bootsman Jan Decker en de kock Jan Broersz op den 22stn maart laastleden voor den no taris Jacob van Beek en zekere getuijgen tot hoorn gepasseert ten zelven dage voor de heren burgermeesteren en regeerders der gemelde stadt Hoorn beee digt en als nu ten desen aan de grosse geannexeert vervolgens ten versoeken van gemelden schipper Oojever nogh verder heeft gedeposeert en verklaaren zoo als hij deposeerde en verklaarde bij desen het geene volgt en wel eerstelijk dat het daags touw (t geen volgens de gedagte verklaringh van den 22stn maart op den 20stn februarij is ge
kapt geworden) is gekapt geworden tot op circa twee derde van de lengte en dat het zelve touw was dik 13 duijm voor t kappen een heel touw en omtrent halff sleeten en dat het zelve gekapte touw met het daar aan zijnde anker nagaans
weer geburgen en weer aan boort gebragt is Ten tweeden dat het tuij touw (t geen) volgens de voorsz[egde] verklaring eerst op den | |
| 27stnfebruarij eerst gebrooken en het overblijvende endt daar van vervolgens gekapt geworden is) mede was een touw van 13 duijm dik en circa hallfsleeten en voor het breeken een heel touw van 130 vademen langh Dat het afgekapte endt van t zelve tuij
touw weg en verloren gebleeven is maar dat het anker met afgebrooke ende nagaans geburgen en weer aan boort gebragt is Dat het zelve afgebrooke endt aan t anker was lang 13 vadem en het endt t geen na het kappen binnen boort is gebleeven 10 vadem soo dat het afgekapte endt moet zijn geweest 107 vadem langh makende alzoo te zamen de bovengedagte lengte van 130 vademen Ten derden dat hetovergebleeveneendt van t daage touw t geen op den voorsz[egde] 27stn februarij in het boeganker gestooken is circa 36 vadem langh was en dat op t zelve endt was gesplitst de legger van circa 80 vadem lang 13 duijm dick en van slijtgaevrij watbeeter als halff sleeten Dat het boeg-anker (waar van het touw
gekapt is) nagaans weer is geburgen dogh sonder touw daar aan soodat door dat kappen verloren is eerst het inge stoken endt van t daags touw van circa 36 vaam lang en voorts omtrent de helft van de legger zijnde namentlijk van de legger circa 40 vaam aan en binnen boort | |
plegt | boort behouden gebleeven en ten vierden en laastelijk dat het plegt touw t geen op de gedagte 27stn februarij ook al is gekapt geworden voor t kappen was een heel touw van mede 13 duijm dikte en t geen voor
dese maal nooijt meer te water geweest en dus zoo goedt als nieuw was Dat het end t geen van t zelve gekapte touw binnen boort gebleven is omtrent 40 vadem lang is En dat het andere afgekapte endt met het daar aan zijnde anker van circa 1400 ld swaar nagaans niet geburgen maar verloren en weg gebleeven is # geebende hij comparant voor redenen van weetenschap dat hij ten tijde en in qualiteijt als vooren op t gedagte schip de Oojevaer zigh beveonden en alzo het hier bij gedeposeerden mede gezien en in persoon bijgewoont heeft pre senterende daaromme dese amplicatie van verklaringh dan ook ings gelijks met solemnele eede te bevestigen Aldus gepasseert binnen Amsterdam
ter presentie van Jacob de Wijs en Harmanus Loofs als getuijgen # voorts verklaarde hij comparant nogh op nieuw dat er na t passeren der meergedagte verklaring tot Hoorn vervolgens besteeding is gedaan om t schip en lading van de grond te helpen en nadese | |
| stadtAmsterdamte brengen gelijk t schip en lading dan ook hier gebragt is alwaar het is ontlost voorts gerepareert weder behoorlijk geequipeert en vervolgens weder beladen en verder in staat gebragt is om de voorgenomene reijze na Lissebon weer te aanvaar den stuurman Ente Florisz Jacob de Wijs
Harmanus Loofs quod attestor M Maten de Jonge not[aris] publ[iek] | |