| Op heeden den drie en twintigste october des jaars zeeventienhondert en een en veertigh compareerden voor mij m[eeste]r Mathijs Maten de jonge notaris publicq bij den hove van Hollandt geadmitteert t Amsterdam residerende de e[dele] e[erzame] Pieter | |
g | compareerden 23 october 1741 de e[dele] e[erzame] Pieter Visser stuurman Doede Hendriksz timmerman Andries Sweersz bootsman alle drie van genogen ouderdom en inde voornsz[egde] respective bedieningen nu
jongst gevaren hebbende op t schip fluijt schip genaamt de Ooijevaar daar schipper op is Dirk Ooijevaar en hebben ten versoeken van den zelven schipper getuijgt en verklaart dat zij getuijgen beneffens den voorn[oemde] schipper en t verdere scheepsvolk met voorsz[egde] schip op den 15d[e]n meij laatstleden van uijt Texel in zee geloop pen den 13d[e]n junij uijt zee over de Baar op de Revier van Archangel ge koomen den 15d[e]n dito onder sollembol gearriveert en den 24st[e]n dito hun bellast quijtgeraakt zijn Dat den stuurman en eerste getuijge in desen (zoo als hij dit nu alleen verklaart) zigh op den 26wt[e]n dito heeft vervoegt aan den persoon van
den heer Casper Bookman en den zelven uij den naam ende van wegens den schipper en requirant in desen heeft aangesegt dat het schip nu klaar en in staat was om beladen te konnen werden | |
| dat ( zoo als de getuijgen verder weer alle drie te zamen verklaarden) in plaats dat deselve heer Block man dus een begin van laden zou hebben gemaakt op den 27st[e]n dito dat is daags na de aanzegging en zulx den dagh dat het schip gereedt en na goedt wagtende was in teegendeel het eerste goedt aan boort gesonden heeft eerst op den 21st[e]n julij daar aen vol gende zulx zij lieden op den selven 21st[e]n julij eerst een aanvangh van
laden gemaakt hebben dat zij den 7d[e]n augustus zoo veel last inkreegen dat zij op haar diepte lagen om over de Baar te zeijlen dat zij den 9d[e]n dito hun pas gekreegen hebbende den 10d[e]n dito van onder Sollenbol van daan tot voor gaats ge zeijlt en den 13d[e]n dito na zee gegaan en op de reede gekomen zijn alwaar zij hunne verdere lading ingenomen hebben zoo dat zij de heel last hadden des morgens van den 14d[e]n dito dat hare gantsche ladinge heeft bestaan in drie partijen tarw eene partij lijnsaat een partij carns talk en eenige vaten borstels dat de voorsz[egde oartijen tarw gelijk ook de partij lijnsaat bij t inneemen wel en na behooren met matten van den
anderen zijn afgeschijden en ge separeer | |
| separeert en voorts gelijk ook de talk en borstel vaten behoorlijk in t schip geplaatst geworden te weeten de grootste partij tarw van 1750 setwart in t hardt off t midden van t schip de twede partij tarw van 568 1/2 setwart agter tegen de groote partij aan en de derde partij tarw van 420 setwart agter op de tweede partij voort bij de boeg ostaatvan 640 1/4 setwart voor bij de boeg op en verder op de voet van de groote partij tarw in of onder welke partij lijnsaat wel zijn gelegt tien karns talk dogh eghter alle eerst wel en overvloedig over dekt met matten zijnde voorts de overige
karns talk gelijk ook de vaten borstels geplaatst tusschen deks dat hunlieder schip voor en op t laden is geweest hegt digt wel gecalfaat en behoor lijk gegarneert als mede van alle t nodige na zeemans gebruijk voorsien en dat ook bij hun vertreck na zee de luijken van t schip met presenningen gedekt en digt toe geschalkt ende masten en pompen met kragen wel voorsien geweest zijn dat zij wijders met het voorsz[egd]e schip en lading op den voren gedagte 14d[e]n augustus van de reede van Archangel na zee gegaan zijn gedestineert na dese stadt dat zij op de reijse te meermalen storm en onweer gehadt en vrij wat zeewater en diverse stortzeeen over gekregen hebben dat zij den 23st[e]n september in Texel binnen
gekomen zijnde vervolgens aldaar een ligter met tarw en onder de Vlieter eene dito geheel met lijnsaat en onder de Vlieter en op Pampes tezamen nogh een derde ligter met tam gelost en dezelve ligters alle drie na dese stad Amsterdam opgesonden hebben waarna zij met schip en verdere lading voor de stad zijn gearriveert den 3d[e]n october dat zij na hun arrivement alhier vervolgens hare verdere ladinge mede gelost en geheelijk uijtgeleevert hebben tot de matschudding incluijs | |
| verklaarden zij getuijgen nogh verder en wel ieder voor zigh dat zij van hare gantsche ladinge niet gestolen verkogt voorzigh behouden off vervremt nogh daarom trent op eeniger lij wijze ter quader
trouwen gehandelt hebben en dat zij lieden ook niet en weeten dat zulx door iemandt anders geschiedt is Dat zij getuijgen ook nogh wijders bij t ontlossen hunner ladinge zoo in de voorsz[egde]drieligters als hier voor de stadt uijt het schip gezien en be vonden hebben dat de partij lijsaat gelijk ook de drie partijen tarw nogh alle vier wel aff gemat en behoorlijk aff geschei den gelegen hebben en dat ook ieder partij op zigh zelfs gelost en uijtge levert is geworden zoo dat indien er egter tegens vermoeden eenige onder maat bevonden mogt werden zulx na hun getuijgen beste weten niet zal off kan veroorzaakt wezen door eenigerlij ontrouw off diefstale van iemandt van t scheeps volk ofte ook niet door vermenginge der partije
onder malkanderen verklaarde zij getuijgen nogh laatstelijk en wel ieder na zijn beste kennis en ge dagten en zulx mede elk voor zigh dat de nattigheidt bederff en beschadigt heijdt welke aan haar ladinge tarw lijnsaat en borstelvaten eenigsints bevonde | |
| bevonden mogte werden zal veroorsaakt zin door t zeewater en de zeestortingen die en t geen zijlieden gedurenden de voorenstaande reijze bij storm en on weer te meermalen op en in o schip overgekreegen hebben immers dat zulx niet en zal veroor zaakt weezen door mancquement off onbequaamheijdt van t schip ofte ook niet door verzuijm off aghtteloosheijdt van t scheeps volk als hebbende t zelve
volk gedurende de voorsz[egde] gantsche reijze zeemanschap gebruijkt wel op de pompen gepast en dezelve ook altijd lens gehouden en zijnde voorts het schip voorzien en geequipeert ge weest in der manieren als hier boven breeder staat vermelt # geevende zij getuijgen voor reedenen van wetenschap dat zij ten tijde en in qualiteijt als boven op t meer ge dagte schip gevaren en voorts bij t beladen en t weder ontlossen van dien geadsisteert en gehulpen hebben presenterende daromme ieder zijn gedeposeerden bij dezen dan ook so lemnelijk te bevestigen Aldus gepasseert binnen Ams terdam ter presentie van Nicolaas Witte en Jan Marchant Nicolaasz als getuijgen # nogh verklaarden zij getuijgen
met relatie tot de tien karns talk die in en onder t lijnsaat geleegen hebben en wel over dekt met matten zoo als hier boven is gezegt | |
| dat de schade die daar aan mogt zijn door t smelten en uijtlopen van eenige quantitijt talk zulx na hun getuijgens gedagten zal veroor saakt zijn door de groote hitte en t broeijen van het lijnsaat want dat zij t zelve lijsaat bij t lossen zeer heet gevonden hebben en zulks geen sints door eenig versuijm van iemand van t scheepsvolk want dat dezelve karns met matten overdekt geweest zijn zoo als hier voren reets is gezegt Pieter Viesser Doede Hendriks Andries Sversen Nicolaas Witte Jan Marchant Nicolaasz
qoud attestor M Maten de Jonge not[ari]s publ[iek] |